2.1Het hof gaat uit van de volgende, als vaststaand aan te merken feiten.
i. i) [appellant] is huisarts van Huisartspraktijk [appellant] in Bleiswijk (hierna ook: de praktijk).
ii) [geïntimeerde], geboren op [geboortedatum], is op 3 december 1999 bij (de voorganger van) [appellant] in dienst getreden in de functie van doktersassistente.
iii) [geïntimeerde] had een dienstverband van 12 uur per week. Zij werkte op dinsdag van 8:00 uur tot 12:00 uur en op donderdag van 8:00 uur tot 17:00 uur. Het laatst verdiende loon van [geïntimeerde] bedroeg € 865,26 bruto per maand.
iv) Naast [geïntimeerde] waren er nog drie doktersassistentes (waarvan één stagiaire) werkzaam in de praktijk. Alle doktersassistentes werkten parttime.
v) Op 10 november 2011 heeft [appellant] [geïntimeerde] (voor het eerst) een schriftelijke waarschuwing gegeven. De waarschuwing ziet op het hebben van een negatieve houding in aanwezigheid van patiënten.
vi) Op 2 juli 2019 heeft [appellant] weer een schriftelijke officiële waarschuwing gegeven aan [geïntimeerde]. In de brief staat onder andere het volgende:
Jij hebt jouw vakantie doorgezet, wetende dat [betrokkene 1] ziek was, hetgeen ertoe resulteerde dat ik zelf achter de balie moest gaan zitten om de patiënten te ontvangen. Er was immers geen assistente aanwezig. Gelet op jouw ervaring neem ik jou deze situatie kwalijk, omdat jij mij dit niet tijdig hebt gemeld en jij niemand had geregeld voor de balie, terwijl jij zelf wegging met vakantie. Dit soort situatie[s] mogen niet meer voorkomen.
Na je vakantie heb ik je verteld dat ik een functioneringsgesprek met jou wilde hebben.
Kort daarna meldde jij je ziek voor 2 weken.
Vanochtend heb jij je beter gemeld en heb ik jou direct aangegeven dat ik komende donderdag 4 juli 2019 een functioneringsgesprek met jou wil voeren.
Je gaf aan mij aan dat jij het functioneringsgesprek weigerde, waarna jij je per direct ziek meldde. Dit getuigt niet van goed werknemerschap. Jouw gedrag en houding zijn voor mij niet acceptabel. Hierdoor stuur jij aan op een onwerkbare werksituatie en een arbeidsconflict.
Ik ben wederom geschrokken van de berichten van patiënten en collega’s die mij ten oren komen.
Ik geef je hierbij een waarschuwing die ik met jou tijdens het functioneringsgesprek komende donderdag 4 juli 2019 wil bespreken.
Deze waarschuwing is tweeledig.
Meerdere patiënten hebben mij aangesproken over je negatieve gedrag. Je uit jezelf zeer negatief in het bijzijn van patiënten over de praktijk als jou iets tegenzit. Je komt bot over op patiënten en moppert continu. Patiënten kunnen hier niets mee en vinden jouw gedrag zo ongepast dat zij dit bij mij melden. Jij zult begrijpen dat deze klachten aanleiding geven voor mij om in te grijpen.
Dit negatieve beeld van jou, dat de patiënten schetsen, herken ik in jou. Dit beeld wordt tevens bevestigd door [betrokkene 2] en door de stagiaire [betrokkene 3] .
Jij hebt over de stagiaire [betrokkene 3], op de eerste dag dat zij met je samenwerkte, gezegd, dat je het helemaal niet prettig vindt dat zij hier rondloopt. Zij is hiervan geschrokken en heeft dit direct met je besproken. Desondanks voelt zij steeds jouw negatieve houding en uitstraling naar haar toe.
Jouw gedrag wordt niet langer geaccepteerd.
Ik verwacht dat jij met onmiddellijke ingang je gedrag en houding in positieve zin zult veranderen, in die zin dat jij je niet meer negatief uit over de praktijk zult spreken, met name niet in het bijzijn van patiënten. Voorts verwacht ik van jou dat jij [betrokkene 3] accepteert als collega en dat jij haar vriendelijk en collegiaal benadert, op een prettige wijze met haar omgaat en haar helpt als zij hierom vraagt.
(…) Indien jij je gedrag naar aanleiding van deze waarschuwing niet in positieve zin verandert, dan heeft dit consequenties voor jouw arbeidsovereenkomst. In dat geval heb ik geen andere keuze dan te streven naar een zo spoedig mogelijke beëindiging van jouw dienstverband. (…)
Graag wil ik van jou binnen een week na heden schriftelijk of per email een inhoudelijke reactie ontvangen op de inhoud van deze brief.
Tot slot wil ik van jou binnen een week na heden vernemen of jij, gelet op de verstoorde werkverhouding, bij onze praktijk wilt blijven werken dan wel open staat voor een beëindigingsregeling, in welk geval ik je een voorstel zal doen.’
vii) Op 9 juli 2019 heeft [geïntimeerde] schriftelijk gereageerd op de brief van 2 juli 2019 van [appellant]. Zij heeft onder andere het volgende geschreven:
‘Woensdag 17 april heb ik tijdens overleg samen met [betrokkene 4] het opnemen van verlof voor dinsdagochtend 4 juni en donderdag 6 juni met jou besproken. Dinsdagochtend 4 juni was het knelpunt, de dag van het Suikerfeest. Deze dag willen zowel [betrokkene 1] als [betrokkene 4] graag vrij vanuit hun geloofsovertuiging. Al jarenlang werk ik deze dag, maar deze specifieke vakantie kon niet een week naar voren of achteren worden verplaatst. Jij gaf aan van dinsdagochtend een roostervrije ochtend te maken en of [betrokkene 4] dit aan de roostermaker zou willen doorgeven. Daarmee was dinsdag gedekt. Donderdag had [betrokkene 1] al toegezegd voor mij te willen werken. Donderdag 6 juni was daarmee ook gedekt. Dus ik had (anderhalve maand van tevoren al) toestemming van jou om verlof op te nemen op dinsdagochtend 4 juni en donderdag 6 juni.
Op donderdag 29 mei heb ik jou een mailtje gestuurd (…) en je tevens nog even te laten weten dat ik er de daarop volgende week niet zou zijn! De afgelopen jaren is praktisch gebleken dat jij onze afspraken veelal niet noteert en/of onthoudt. Wij noteren het wel altijd in de assistente agenda! (…)
Resumerend ten aanzien van het met vakantie gaan terwijl ik wist dat [betrokkene 1] ziek was: mijn verlof was ruim van te voren overlegd en toegezegd, namelijk op 17 april al, terwijl [betrokkene 1] ziek was vanaf 16 mei. Het is naar mijn mening niet mijn taak om in een dergelijk geval vervanging te regelen. (…)
Over mijn houding en gedrag ten opzichte van [betrokkene 3] het volgende. Na 16 mei meldde [betrokkene 1] zich ziek. 16 mei was tevens de dag dat [betrokkene 3], na kennismakingsgesprek met jou op het spreekuur als nieuwe patiënte, bij ons werd geïntroduceerd als stagiaire. (…) Ikzelf heb [betrokkene 3] die ochtend verder niet gesproken.
De week erop, woensdag 22 mei, ontmoette ik [betrokkene 3] weer voor de eerste maal. Zij gaf mij direct te kennen dat zij na onze eerste kennismaking de week ervoor weerstand voelde van mijn kant wat haar niet lekker zat en dat met mij wilde bespreken alvorens wij zouden beginnen als collega’s. Ik heb haar uitgelegd dat dat zeker niet haar persoonlijk betrof maar dat de chaotische en wat vreemde situatie/setting de week ervoor deze reactie teweeg had gebracht bij mij en dat ik mij kon voorstellen dat dat voor haar vervelend overkwam. Ik heb haar daar mijn excuses voor aangeboden omdat zij zich daarover zo vervelend had gevoeld en gezegd dat we wat mij betreft prima zouden gaan samenwerken en ik haar zou helpen. (…) Aan het einde van onze eerste werkochtend samen koppelde zij mij terug dat ze het erg prettig had gevonden, erg veel van mij kon leren en mij een fijne, lieve assistente vond. De paar ochtenden die wij daarna nog hebben samengewerkt is dat naar mijn weten prima verlopen. (…)
Vervolgens kreeg ik een dag later een schriftelijke waarschuwing per mail van jou wegens het opnemen van ongeoorloofd verlof. Kort daarna trok jij je schriftelijke waarschuwing weer in nadat [betrokkene 4] had bevestigd dat dit weken daarvoor al met jou was besproken. De uitnodiging voor een functioneringsgesprek die jij voor dinsdag 10 juni 12.00 uur (wat overigens 11 juni zou moeten zijn) meestuurde zou wel blijven staan. Ik heb jou direct (…) laten weten het een prima plan te vinden een functioneringsgesprek te hebben maar niet dinsdag 11 juni om 12.00 uur omdat ik vanaf die tijd vrij ben en die middag andere afspraken had staan. Vervolgens heb ik toen geen nieuwe uitnodiging ontvangen, niet schriftelijk en ook niet mondeling.
Dinsdag 11 juni en donderdag 13 juni, terug van vakantie, heb ik wederom plezierig met [betrokkene 3] samengewerkt. Dinsdagochtend vroeg op 18 juni heb ik mij telefonisch op grond van fysieke klachten bij jou ziekgemeld. In de daarop volgende weken heb ik jou over de voortgang geïnformeerd. Maandag 1 juli heb ik jou gemeld dat ik dinsdag 2 juli mijn werkzaamheden weer zou hervatten.
Dinsdag 2 juli ben ik weer begonnen. De sfeer was niet prettig. Constant liep jij vanuit je spreekkamer heen en weer naar de balie. Vroeg of ik het overzicht wel had? Of het allemaal wel lukte? Waarom patiënten zolang zaten te wachten? Het was enorm druk, met patiënten voor bloedprikken, aan de balie en telefoon. (...) Tijdens het overleg wat wij daarna hadden vroeg jij ook of het allemaal gelukt was? Ik gaf, toch wat geëmotioneerd aan, dat het gelukt was maar eigenlijk niet te doen en onverantwoord! Wat wij, [betrokkene 4], [betrokkene 1] en ik jou ook al veelvuldig te kennen hebben gegeven. Waarop jij onmiddellijk daarop inspeelde met de mededeling dat ik dat allemaal met jou zou mogen bespreken op donderdag 4 juli om 14.00 uur tijdens mijn functioneringsgesprek. Waarna ik te kennen gaf best één en ander met jou te willen bespreken maar gezien de situatie waar wij nu in zaten en mijn fysieke en mentale toestand het niet te willen middels een functioneringsgesprek. Je werd vervolgens verbaal intimiderend. Ik was op dat moment niet meer in staat om goed te kunnen functioneren en heb mij vervolgens ziekgemeld. (…) Ik ga een functioneringsgesprek niet uit de weg, ik heb er zelfs jarenlang om gevraagd. Alleen is een functioneringsgesprek op dit moment naar mijn mening niet de setting om de situatie waarin wij ons bevinden te bespreken. (…)
Ten aanzien van mijn vermeende negatieve gedrag c.q. uitlatingen en dat meerdere patiënten je daarover zouden hebben aangesproken, het volgende. Als het gaat over de terugkoppeling betreffende af te werken zaken (…), kan het best zijn dat ik me af en toe geïrriteerd heb betoond, ook naar patiënten toe. Het is ook zeer frustrerend en irriterend als je als assistente afspraken met patiënten maakt die keer op keer niet nagekomen worden. (…) Het is ook als assistente heel vervelend om zoveel tijd kwijt te zijn aan zaken die al geregeld of afgehandeld hadden kunnen zijn. (…) Ook de andere assistentes hebben hier veel last van en ook dit hebben wij jou meerdere malen voorgelegd.
Wat hier ook allemaal van zij, van veruit het overgrote deel van (…) onze patiënten krijg ik alleen maar heel veel positieve respons. Ook met de waarnemend huisarts Eveline en mijn collega’s onderhoud ik een open en positieve communicatie en een prima werkende samenwerking. (…)
Ik vind het heel vervelend dat het allemaal zo loopt. Ik werk al bijna twintig jaar met plezier in de praktijk (…) Ik heb deze situatie in ieder geval nooit gewild.’
viii) Op 10 juli 2019 is [geïntimeerde] bij de bedrijfsarts geweest. In het rapport van de bedrijfsarts is vermeld dat de arbeidsongeschiktheid door medische klachten is veroorzaakt en dat er tevens spanningen zijn in de arbeidsrelatie. De bedrijfsarts adviseerde een mediator in te schakelen om werkgever en cliënt te ondersteunen bij het vinden van een oplossing voor de werkgerelateerde spanningen. Verder werd [geïntimeerde] volledig arbeidsongeschikt geacht.
ix) Op 8 augustus 2019 is [geïntimeerde] wederom door de bedrijfsarts gezien. In het rapport dat de bedrijfsarts daarvan heeft opgesteld, is vermeld dat [geïntimeerde] medisch gezien wel arbeid kan verrichten maar dat de re-integratie in het eigen werk wordt belemmerd door het conflict. De arbeidsongeschiktheid kan dus als situationeel worden aangemerkt. Het advies is opnieuw om een mediator in te schakelen om samen een einddoel te formuleren (wel of niet voortzetten van de arbeidsrelatie).
x) Op 12 augustus 2019 zijn [appellant] en [geïntimeerde] begonnen aan mediation. Op 15 augustus 2019 hebben gezamenlijke mediationbijeenkomsten plaatsgevonden en zijn er afzonderlijke gesprekken gevoerd. Op 15 augustus 2019 is de mediation beëindigd.
xii) Op 15 augustus 2019 – voorafgaande aan de mediationbijeenkomst die dag –heeft [appellant] aan [geïntimeerde] een e-mailbericht gestuurd met als onderwerp ‘De derde en ook allerlaatste schriftelijke waarschuwing!’. Dit bericht houdt onder andere het volgende in:
‘Wederom ben ik in het dorp door patiënten aangesproken. Het onderwerp was “[naam]” [[geïntimeerde]; opm. hof].
Je hebt je wederom tegenover mijn patiënten negatief uitgelaten over mijn praktijkvoering. Patiënten vinden dat niet prettig.
Jij schaadt hiermede mijn praktijk en mijn patiënten breng je in een onmogelijke positie.
Ongenoegen ter zake je werk dien je met mij te bespreken, maar dat weiger je. Je negatieve houding blijft terugkomen. Ik kan dan ook niet anders dan jou een laatste officiële waarschuwing geven.
Ik verwacht van jou dat jij deze laatste waarschuwing serieus neemt en dat je dinsdag a.s. weer je werkzaamheden oppakt in de praktijk.’
xii) Bij brief van eveneens 15 augustus 2019 heeft [appellant] aan [geïntimeerde] onder andere het volgende geschreven:
‘Conform het advies van de ARBO arts hebben we mediation beproefd.
Zoals ik je reeds heden per e-mail heb bericht, verwacht ik van jou dat jij a.s. dinsdag weer komt werken.
Volgens de ARBO arts ben je niet ziek en kun je werken. Er zijn geen belemmeringen op het werk aanwezig, wanneer je gewoon je werk oppakt en jij je niet negatief uitlaat naar de patiënten toe.’
xiii) Op 20 augustus 2019 heeft [geïntimeerde] per e-mail aan [appellant] het volgende geschreven:
‘Ik heb je brief van 15 augustus 2019 ontvangen.
De situatie is ongewijzigd.
Ik ben, zoals ook geconstateerd door de bedrijfsarts, in deze situatie niet in staat om mijn werk te verrichten.
Zie verslag van de bedrijfsarts 8 augustus 2019.’
xiv) [appellant] heeft op 20 augustus 2019 aan [geïntimeerde] geschreven:
‘Ik heb je donderdag persoonlijk en schriftelijk gevraagd om vandaag te komen werken.
Niet komen werken zie ik als een werkweigering. (…)
Je moet dit schrijven dan ook zien als een allerlaatste waarschuwing.
Ik verwacht van jou dat je a.s. donderdag wel weer komt werken.’