In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 29 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een huisarts en zijn doktersassistente. De huisarts, verzoeker, heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van ernstig verwijtbaar handelen van de assistente, verweerster, en een verstoorde arbeidsverhouding. De assistente was sinds 1999 in dienst en had een parttime dienstverband van 12 uur per week. De huisarts heeft verschillende incidenten aangevoerd, waaronder negatieve uitlatingen van de assistente over de praktijk en het niet tijdig melden van afwezigheid. De assistente heeft echter betwist dat zij zich verwijtbaar heeft gedragen en heeft verweer gevoerd tegen de beschuldigingen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de assistente. De waarschuwingen die de huisarts had gegeven, waren niet altijd terecht en de assistente had zich niet ongeoorloofd afgemeld. De rechter oordeelde dat de huisarts zelf ook laakbaar had gehandeld door de assistente onder druk te zetten en haar meerdere waarschuwingen te geven zonder de situatie af te wachten. Hierdoor was de arbeidsrelatie verstoord geraakt. De rechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 januari 2020 en heeft de huisarts veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 8.254,58 en een billijke vergoeding van € 7.500 aan de assistente. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.