Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
1.Het verloop van het geding
2.Inleiding
HOOFDSTUK II
HOOFDSTUK II
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Onderlinge Waarborgmaatschappij Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid U.A. (ZZ) en Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (NN) betreffende de samenloop van verzekeringen. ZZ had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen NN voor betaling van € 43.153,96, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, alsmede een verklaring voor recht dat NN gehouden was tot afwikkeling op basis van artikel 7:961 BW. De rechtbank had de vordering van ZZ afgewezen, oordelend dat de reisverzekeringen van NN niet dezelfde schade dekken als de aanvullende zorgverzekeringen van ZZ, omdat de reisverzekeringen slechts het excedent dekken.
In hoger beroep heeft ZZ haar vordering verduidelijkt en een bedrag van € 47.566,24 gevorderd, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Het hof heeft de grieven van ZZ behandeld en geconcludeerd dat er geen sprake is van samenloop tussen de verzekeringen. Het hof heeft de stelling van ZZ verworpen dat NN aansprakelijk is voor 50% van de uitkeringen die ZZ heeft gedaan onder de aanvullende zorgverzekeringen. Het hof heeft geoordeeld dat de reisverzekeringen van NN enkel dekking bieden voor kosten die niet onder de zorgverzekering van ZZ vallen, en dat de vordering van ZZ deels verjaard is. Het hof heeft het bestreden vonnis van de rechtbank bekrachtigd en ZZ veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.