ECLI:NL:GHDHA:2020:1927

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
9 oktober 2020
Zaaknummer
200.263.802
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg geheimhoudingsbeding uit vaststellingsovereenkomst tussen gemeente en wederpartij

In deze zaak gaat het om de uitleg van een geheimhoudingsbeding uit een vaststellingsovereenkomst (vso) tussen de appellant, de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek, en de ISD zelf. De appellant heeft in hoger beroep beroep gedaan op een eerdere uitspraak van de kantonrechter die zijn vorderingen had afgewezen. De appellant stelt dat de ISD het geheimhoudingsbeding heeft overtreden door de vso aan derden, waaronder een externe commissie en de Nationale Ombudsman, te verstrekken zonder zijn toestemming. De vso bevatte een geheimhoudingsclausule die partijen verplichtte om geheimhouding te betrachten over de inhoud en totstandkoming van de overeenkomst. De appellant heeft vier keer aanspraak gemaakt op een boetebedrag van € 5.000,- per overtreding van dit beding, maar de ISD heeft deze vorderingen bestreden.

Het hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat de ISD de vso in het kader van de behandeling van bezwaarschriften en klachten heeft verstrekt aan de externe commissie en de Ombudsman, wat volgens de appellant een schending van het geheimhoudingsbeding zou zijn. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ISD niet in strijd heeft gehandeld met het geheimhoudingsbeding, omdat de externe instanties vertrouwelijk met de stukken omgaan en de ISD niet verplicht was om toestemming van de appellant te vragen voor het verstrekken van de vso in deze context. Het hof heeft de grieven van de appellant verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de appellant is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.263.802/01
Rolnummer rechtbank : 7138836 \ CV EXPL 18-3522

Arrest van 6 oktober 2020

in de zaak van:

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. S.L. Sarin te Haarlem,
tegen

Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek,

zetelend te Lisse,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de ISD,
advocaat: mr. V.L.T. van Roy te Leiden.

Het procesverloop in hoger beroep

[appellant] is in hoger beroep gekomen van het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Den Haag op 10 april 2019 tussen partijen heeft gewezen onder voornoemd rolnummer. Bij memorie van grieven (met producties) heeft [appellant] vier grieven tegen het vonnis aangevoerd. Bij memorie van antwoord (met een productie) heeft de ISD de grieven bestreden. Op 24 augustus 2020 hebben partijen hun zaak doen bepleiten. Ter gelegenheid daarvan heeft [appellant] twee producties overgelegd. Aansluitend is arrest bepaald.

De beoordeling van het hoger beroep

de tussen partijen vaststaande feiten
1.1
De in het vonnis weergegeven feiten zijn niet in geschil. Ook het hof gaat van deze feiten uit. Kort gezegd gaat het om het volgende.
1.2
Tussen partijen is eind oktober/begin november 2016 een vaststellingsovereenkomst gesloten (hierna: de vso) teneinde een onderling conflict over bijstand en krediet op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 minnelijk op te lossen.
1.3
In de vso staat onder meer:

Artikel 6 Geheimhouding
6.1
Partijen zullen over en weer volledige geheimhouding jegens derden betrachten over de inhoud en wijze van totstandkoming van deze Overeenkomst alsmede over enige kwestie, aanleiding en/of achtergrond van of met betrekking tot de getroffen regeling.
6.2
Indien één der Partijen geen volledige geheimhouding jegens derden betracht dan zal de andere Partij de daaruit voortvloeiende schade alsmede een boetebedrag € 5000,- verhalen op de niet nakomende Partij.
De vso is ondertekend door de directeur van de ISD en [appellant] .
1.4
Op 13 december 2016 heeft [appellant] een bezwaarschrift ingediend tegen een beschikking van de ISD van 3 november 2016. Daarbij heeft [appellant] als bijlage een afschrift van de vso gevoegd.
1.5
Op 30 november 2017 heeft [appellant] een bezwaarschrift ingediend tegen een beschikking van de ISD van 17 oktober 2017. Ook daarbij heeft [appellant] als bijlage een afschrift van de vso gevoegd.
1.6
In het huishoudelijk reglement afdoening bezwaarschriften ISD Bollenstreek 2016 (hierna: het Huishoudelijk reglement) is onder meer het volgende bepaald:

Artikel 2. Voorprocedure ingediende bezwaarschriften
(...)
4. De secretaris zal bezwaarschriften voorleggen aan de onafhankelijke (externe) commissie bezwaarschriften zoals bedoeld in artikel 7:13 van de wet, in gevallen waarbij bezwaar gemaakt wordt tegen besluiten die politiek gevoelig zijn of een aanmerkelijk (financieel) belang hebben;
5. Indien geen sprake is van gevallen zoals genoemd in lid 4 zal de secretaris kiezen voor een ambtelijke afhandeling van bezwaarschriften;
6. De secretaris behoudt de discretionaire bevoegdheid om, na overleg met de directeur van de ISD Bollenstreek, bezwaarschriften, anders dan de gevallen zoals genoemd in lid 4, ook voor te leggen aan de onafhankelijke (externe) commissie bezwaarschriften.
(...)
Artikel 3. Ingediende bezwaarschriften
1. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken worden zo spoedig mogelijk in handen van de ambtelijke dan wel externe commissie gesteld.
(...)
Artikel 17. Openbaarheid zitting
1. Hoorzittingen van de commissies zijn besloten, tenzij bezwaarmaker de commissie verzoekt om een openbare hoorzitting (…)
1.7
Voornoemde twee bezwaarschriften zijn door (de secretaris van) de ISD ter behandeling voorgelegd aan de onafhankelijke externe commissie. Daartoe heeft de ISD de bezwaarschriften met de bijlagen, beide keren inclusief de vso, naar de externe commissie gestuurd.
1.8
In een brief van 6 juli 2017 heeft [appellant] de ISD onder meer verzocht om een door ISD ongegrond bevonden klacht van 27 december 2016 opnieuw te (laten) behandelen door een onafhankelijke commissie. Bij de brief heeft [appellant] bijlagen gevoegd, waaronder de vso. Bij brief van 7 juli 2017 heeft de ISD de brief met de bijlagen, inclusief de vso, doorgezonden aan de Nationale Ombudsman.
1.9
Bij besluit van 27 maart 2018 heeft de ISD een (verzamel)besluit genomen op 33 verzoeken die [appellant] in de vijf weken daarvóór had ingediend bij de ISD in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob). In het besluit is het volgende vermeld:

Beslissing:
Wij doen u hierbij de gevraagde informatie toekomen. Volledigheidshalve zenden wij u tevens uw volledige dossier mee. Alle reeds afgehandelde werkprocessen, inclusief alle documenten die gebruikt zijn bij, onderdeel uitmaakten van en/of voortgekomen zijn uit deze werkprocessen, treft u aan. Derhalve hoeft u voor deze werkprocessen geen Wob-verzoeken meer in te dienen.
Tussen de daarbij aan [appellant] verzonden documenten bevond zich ook de vso.
1.1
[appellant] heeft vier keer jegens de ISD aanspraak gemaakt op het in artikel 6 lid 2 van de vso bedongen boetebedrag, telkens omdat de ISD volgens [appellant] door verstrekking van de vso aan derden geen volledige geheimhouding jegens derden had betracht. De ISD heeft de boetebedragen niet betaald.
vordering, grondslag, verweer en vonnis
2.1
[appellant] heeft gevorderd (kort gezegd) veroordeling van ISD tot betaling van vier keer € 5.000,- aan boete, vermeerderd (telkens) met de wettelijke rente, en veroordeling van ISD in de proceskosten.
2.2
Hij heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat de ISD vier keer het geheimhoudingsbeding van artikel 6 uit de vso heeft overtreden, te weten twee keer wegens verstrekken van de vso aan de externe bezwaarschriftencommissie (zie 1.7), één keer wegens verstrekken van de vso aan de Ombudsman (zie 1.8) en één keer wegens toezending van de vso aan hem naar aanleiding van zijn Wob-verzoeken (zie 1.9). Voor verstrekken van de vso aan derden had de ISD (telkens) geen toestemming van [appellant] . Daarmee is vier maal de afspraak neergelegd in artikel 6 lid 1 van de vso overtreden en het in artikel 6 lid 2 van de vso opgenomen boetebedrag van € 5.000,- opeisbaar geworden, aldus [appellant] .
2.3
De ISD heeft de vorderingen gemotiveerd bestreden.
2.4
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
grieven
3.1
Met grieven 1, 2 en 3 komt [appellant] op tegen de uitleg door de kantonrechter van het geheimhoudingsbeding uit artikel 6 van de vso. [appellant] voert aan dat de kantonrechter ten onrechte de gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst niet heeft meegewogen bij de uitleg van het geheimhoudingsbeding in de vso. Hij betoogt dat het begrip ‘
derden’ in het beding moet worden opgevat als iedereen die niet partij was bij de vso, dus ook de externe bezwaarschriftencommissie en de Nationale Ombudsman. De ISD als opsteller van de vso heeft geen enkel voorbehoud gemaakt. Partijen hebben ook naar die uitleg gehandeld. [appellant] heeft altijd toestemming gevraagd wanneer hij de vso aan een ander dan partijen wilde overleggen, terwijl de gedragingen van de ISD niet stroken met een andere uitleg. Een redelijke uitleg van het geheimhoudingsbeding brengt dan volgens [appellant] met zich dat, na vaststelling door de ISD dat de vso als onderdeel van een bezwaarschriftprocedure of een klacht bij de Nationale Ombudsman aan derden dient te worden verstrekt, de ISD daarvoor toestemming aan [appellant] moet vragen. De ISD is immers gebonden aan de vso.
3.2
Met grief 4 betoogt [appellant] dat de kantonrechter heeft miskend dat uit de artikelen 6 lid 5 en/of 8 lid 1 van de Wob volgt dat de vso voor de ISD een openbaar stuk is (geworden). Immers, de ISD heeft in het kader van de 33 Wob-verzoeken alle stukken verstrekt om eventuele toekomstige Wob-verzoeken te voorkomen, inclusief de vso. Daarmee is de vso in het kader van de Wob een openbaar stuk (geworden), terwijl de ISD het niet openbaar mag maken, aldus [appellant] .
beoordeling van de grieven
4.1
De eerste drie grieven betreffen de uitleg van het geheimhoudingsbeding en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2
Volgens het Haviltex-criterium kan de vraag hoe in een contractueel beding de verhouding van partijen is geregeld en ook of de overeenkomst een leemte laat die moet worden aangevuld, niet worden beantwoord op grond van alleen de taalkundige uitleg, maar komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het beding mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hierbij zijn
alleomstandigheden van het concrete geval van betekenis, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Daarbij wegen onder andere (ook) mee de taalkundige betekenis van het beding, gelezen in de context van de overeenkomst als geheel, de aard van de overeenkomst, de omvang en gedetailleerdheid ervan en de wijze van totstandkoming en (begin van) uitvoering door beide partijen ervan.
4.3
Met in achtneming van het voorgaande, komt het hof tot het oordeel dat het geheimhoudingsbeding in de vso
nietmet zich brengt dat [appellant] jegens de ISD aanspraak kan maken op betaling van het boetebedrag op grond van het doorsturen aan de externe bezwaarschriftencommissie of aan de Nationale Ombudsman van door [appellant] bij zijn bezwaren en klacht over de ISD(besluiten) overgelegde stukken waarvan de vso onderdeel is. De vordering van [appellant] gaat uit van een uitleg van het beding die niet spoort met de zin die partijen redelijkerwijs aan het beding mogen toekennen en met hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mogen verwachten. Daartoe overweegt het hof het volgende.
4.4
De externe bezwaarschriftencommissie en de Nationale Ombudsman zijn instanties die speciaal in het leven zijn geroepen om bezwaren respectievelijk klachten van burgers, dus (ook) van [appellant] , onpartijdig te beoordelen (ter advisering) wanneer de burger een bezwaar of klacht indient. Zij moeten die bezwaren en klachten behandelen op basis van (onder meer) de stukken die de burger zelf bij zijn indiening aandraagt en zij gaan vertrouwelijk met die stukken om. Ook in de onderhavige zaak gaat het om een stuk (de vso) dat door de behandelende instanties uitsluitend en vertrouwelijk in het kader van hun taak is behandeld nadat [appellant] het telkens zelf bij zijn bezwaren en klacht had gevoegd, kennelijk met geen andere reden dan dat daar bij de beoordeling van zijn bezwaren en klacht acht op zou worden geslagen. Het is niet aan zijn tegenpartij, de ISD, om de door [appellant] ter beoordeling van zijn bezwaren en klacht ingediende stukken voorafgaand aan het voorleggen aan de juiste instantie te gaan bekijken om daar consequenties aan te verbinden (zoals de consequentie van niet meesturen tenzij [appellant] daarvoor toestemming geeft). Dit dient de ISD evenmin te doen in het kader van onderzoek door de secretaris over aan welke instantie het bezwaar of de klacht dient te worden voorgelegd. In het kader van een onpartijdige beoordeling past het niet om stukken van de wederpartij vóór de beoordeling te gaan selecteren.
4.5
Anders dan [appellant] heeft betoogd, is er in deze zaak geen gedrag van (een van) partijen achteraf geweest op grond waarvan het geheimhoudingsbeding zo kan worden uitgelegd dat [appellant] in de in geding zijnde situaties wel boetebedragen kan verhalen. Dat [appellant] meermalen toestemming aan de ISD heeft gevraagd voor het overleggen van de vso aan derden, betekent niet dat het boetebedrag verschuldigd wordt bij overlegging van de vso in procedures over de verhouding tussen partijen onderling. Enerzijds heeft [appellant] zelf bij de in geding zijnde bezwaarschriften en klacht over een kwestie waarop volgens hem (kennelijk) de vso mede betrekking had, de vso bij de stukken gevoegd. Hij moet daarbij hebben geweten (en in elk geval ermee rekening hebben gehouden) dat de ISD de bezwaren en klacht volgens de gangbare procedures zou behandelen. Anderzijds heeft de ISD (meermalen) laten weten niet op een toestemmingsverzoek in te gaan. Dat de ISD op enig moment expliciet weigerde om een gevraagde toestemming te gaan geven en dat zij op een ander moment meldde dat het aan [appellant] zelf is om te beoordelen of hij de vso in een gerechtelijke procedure kan inbrengen, betekent niet dat toestemming volgens de ISD een vereiste is voor het mogen overleggen van de vso bij procedures tussen partijen.
4.6
Reeds vanwege het voorgaande kunnen de eerste drie grieven geen doel treffen.
4.7
Grief 4 ziet op het verstrekken van de vso aan [appellant] doordat het was gevoegd bij een (verzamel)besluit in het kader van de Wob. [appellant] heeft betoogd dat de ISD (ook) toen het boetebedrag uit het geheimhoudingsbeding verschuldigd is geworden.
4.8
Omdat de ISD de vso bij die gelegenheid alleen aan [appellant] zelf heeft verstrekt, kan er reeds daarom geen sprake zijn van schending van het geheimhoudingsbeding uit de vso en faalt de grief. Het beding regelt immers geheimhouding “
jegens derden”, niet jegens partijen onderling. Het betoog van [appellant] dat de ISD de vso openbaar heeft gemaakt omdat zij het in het kader van – al dan niet toekomstige – Wob-verzoeken aan [appellant] heeft verstrekt, is onjuist. De vso is door die verstrekking geen aan iedereen kenbaar te maken stuk geworden; de Wob dwingt daartoe ook niet.
slot
5.1
Gelet op het voorgaande zal het hof het bestreden vonnis bekrachtigen.
5.2
Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van dit hoger beroep. De kosten van de ISD begroot het hof volgens de standaardtarieven en omdat dat gevraagd is, zal het hof ook de nakosten in de beslissing opnemen.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt [appellant] in de proceskosten van dit hoger beroep, aan de zijde van ISD begroot op € 2.020,- aan griffierecht en € 4.173,- voor salaris van de advocaat en op € 157,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 82,- als dit arrest betekend moet worden;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G. Dulek-Schermers, E.M. Dousma-Valk en R.M. Hermans. Het is ondertekend en op 6 oktober 2020 in het openbaar uitgesproken door mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier.