ECLI:NL:GHDHA:2020:1881

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
6 oktober 2020
Zaaknummer
BK-20/00366
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van proceskostenvergoeding voor taxatierapport in WOZ-zaak

In deze zaak gaat het om de vraag of de Heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam terecht geen proceskosten heeft toegekend voor een taxatierapport in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, [X], had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn onroerende zaak, die door de Heffingsambtenaar was vastgesteld op € 300.000. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 280.000, maar de Heffingsambtenaar weigerde een vergoeding voor de kosten van het taxatierapport, omdat dit niet aan de minimale eisen zou voldoen. De Rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en veroordeelde de Heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten, inclusief een bedrag voor het taxatierapport.

De Heffingsambtenaar ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Tijdens de procedure heeft de gemachtigde van de belanghebbende aangegeven geen afschrift van het hogerberoepschrift te hoeven ontvangen, omdat dit al was doorgezonden. De mondelinge behandeling werd achterwege gelaten, en beide partijen stemden in met een schriftelijke afdoening van de zaak. Het Hof oordeelde dat de kosten voor het taxatierapport niet als deskundigenkosten konden worden aangemerkt, omdat het rapport niet voldeed aan de eisen van onderbouwing en relevantie. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en bevestigde de beslissing van de Heffingsambtenaar, waarbij het belanghebbende niet werd toegewezen in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor taxatierapporten om aan bepaalde eisen te voldoen om in aanmerking te komen voor proceskostenvergoeding. Het Hof concludeerde dat de Heffingsambtenaar terecht had geoordeeld dat het ingediende taxatierapport niet voldeed aan de vereisten, en dat de kosten voor dit rapport niet vergoed konden worden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-20/00366

Uitspraak van 1 oktober 2020

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de Heffingsambtenaar,

op het hoger beroep van de Heffingsambtenaar tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 18 februari 2020, nr. ROT 19/1149.

Overwegingen

1. De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak [adres 1] te [woonplaats] naar het prijspeil per 1 januari 2017 op € 300.000 vastgesteld en belanghebbende voor de onroerende zaak een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Rotterdam voor het jaar 2018 naar een heffingsmaatstaf van € 300.000 opgelegd. Bij gezamenlijke uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de beschikking gewijzigd, de waarde vastgesteld op € 280.000, de aanslag dienovereenkomstig verminderd, aan belanghebbende voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand een proceskostenvergoeding van in totaal € 508 (€ 254 bezwaarschrift plus € 254 hoorzitting) toegekend en een vergoeding voor het opstellen van een taxatierapport afgewezen: "Het taxatierapport voldoet niet aan de minimale gestelde eisen en wordt derhalve niet vergoed".
2. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar, voor zover deze betrekking heeft op het niet vergoeden van de proceskosten voor het taxatierapport vernietigd, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de aan belanghebbende te betalen proceskosten van € 384,26 en de Heffingsambtenaar opgedragen het griffierecht van € 47 aan belanghebbende te vergoeden.
3. De Heffingsambtenaar is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende is bij aangetekende brief van 29 april 2020 uitgenodigd zich schriftelijk te verweren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt. De gemachtigde van belanghebbende heeft op 11 mei 2020 telefonisch meegedeeld geen afschrift van het hogerberoepschrift te hoeven, omdat belanghebbende dat al naar hem heeft doorgezonden.
4. Een mondelinge behandeling van het hoger beroep is achterwege gebleven. De gemachtigde van belanghebbende heeft bij e-mail van 25 september 2020 meegedeeld, ter bevestiging van wat telefonisch is besproken, akkoord te gaan met het zonder zitting afdoen van de zaak, de Heffingsambtenaar heeft bij e-mail van 28 september 2020 te kennen gegeven ook in te stemmen met het zonder zitting afdoen van de zaak en het Hof acht zich met de stukken van het geding voldoende geïnformeerd zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen.
5. In de bezwaarfase is van de kant van belanghebbende een bezwaarschrift ingediend en een door [naam] van [bedrijf 1] te [vestigingsplaats] ondertekend geschrift met de inhoud:
" Taxatierapport
[adres 1] , [woonplaats]
ALGEMEEN
A. OPDRACHT/OPNAME
Waardepeildatum: 1 januari 2017
Naam opdrachtgever: [X]
Adres opdrachtgever: [adres 1]
[postcode 1] [woonplaats]
Opdracht namens opdrachtgever verstrekt door: [bedrijf 2]
Opdracht is verstrekt aan: [bedrijf 1]
Adres: [adres 2]
[postcode 2] [vestigingsplaats]
De taxatie is uitgevoerd door: de heer [naam]
Datum rapport: 6 februari 2018
Type taxatie: Administratief
B. OBJECT
Woningtype: Rijwoning
Adres: [adres 1]
[postcode 1] [woonplaats]
C. DOEL VAN DE TAXATIE
De taxatie is bedoeld om inzicht te verstrekken in de waarde van het object ten behoeve van: De WOZ-waarde naar waardepeildatum 1 januari 2017.
D. WAARDERING
Het object is getaxeerd op:
Waarde: € 210.000,-
E. VERANTWOORDING EN AANSPRAKELIJKHEID
De taxatie is uitsluitend bestemd voor genoemd doel en genoemde opdrachtgever. Er wordt geen verantwoordelijkheid aanvaard voor enig ander gebruik of gebruik door anderen dan de opdrachtgever voor zover deze met name onder A en C zijn genoemd.
NADERE GEGEVENS
F. PRIVAATRECHTELIJKE ASPECTEN
Geraadpleegde informatie
Door de taxateur is de volgende informatie geraadpleegd:
Kadastraal bericht eigendom: ja
Kadastraal uittreksel: ja
G. ONDERHOUDSTOESTAND
De toestand van het object is vastgesteld op basis van de zogenaamde KOUDV score, een rapportcijfer per onderdeel (schaal 1-5):
"K" Kwaliteit: Rapportcijfer 3 voor de bouwkundige kwa- liteit van het casco waaronder de fundering, vloeren, gevels en het dak.
"O" Onderhoud: Rapportcijfer 3 voor de onderhoudstoestand van het exterieur waaronder begrepen het schilderwerk, kozijnen en houtwerk.
"U" Uitstraling: Rapportcijfer 3 voor de uitstraling van het object in vergelijking tot de gehanteerde re- ferentiepanden.
"D" Doelmatigheid: Rapportcijfer 3 voor de aard en indeling van het object in vergelijking tot het geen gebruikelijk is voor objecten van soortge- lijke typering.
"V" Voorzieningen: Rapportcijfer 3 voor de kwaliteit van het voorzieningenniveau waaronder begrepen de keuken, toilet, badkamer, en de onder- houdstoestand van het interieur.
H. ONDERBOUWING WAARDEOORDEEL
Toegepaste methodiek
a. De onderhavige waardering is gebaseerd op: de vergelijkingsmethode.
b. Waarde begrip conform Artikel 17, Lid 2, Wet waardering Onroerende zaken (Wet WOZ): De waarde wordt bepaald op de waarde die aan de onroerende zaken onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
c. De gehanteerde waardepeildatum: 1 januari 2017
I. NADERE MEDEDELINGEN
J. ONDERTEKENING
Opgemaakt te [vestigingsplaats] op 6 februari 2018
Handtekening taxateur
(…)
Dhr. [naam] (WOZ-taxateur),
Aldus verricht naar beste kennis en wetenschap."
6. De Rechtbank heeft overwogen:
"1. In geschil is uitsluitend of [de Heffingsambtenaar] bij de uitspraak op bezwaar terecht geen proceskosten heeft toegekend voor het taxatierapport van [bedrijf 1] opgesteld door [naam] . [De Heffingsambtenaar] heeft aan de afwijzing van de vergoeding van de proceskosten ten grondslag gelegd dat het taxatierapport niet aan de ‘minimale gestelde eisen’ voldoet. In het verweerschrift heeft [de Heffingsambtenaar] ter onderbouwing aangegeven dat in het taxatierapport geen referentieobjecten worden aangegeven, terwijl de WOZ-waarde moet worden onderbouwd door vergelijking met rondom de waardepeildatum gerealiseerde verkoopprijzen. [De Heffingsambtenaar] heeft in dit verband verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 27 december 2012, ECLI:NL:RBALK:2012:BY9795.
2. [ Belanghebbende] heeft gesteld dat [de Heffingsambtenaar] een vergoeding van € 128,26 (inclusief BTW) voor het taxatierapport van 2 uur had moeten toekennen. [Belanghebbende] heeft verwezen naar 2 niet-gepubliceerde uitspraken; een uitspraak van rechtbank Gelderland van 2 december 2016 (16/3399) en een uitspraak van rechtbank Den Haag van 21 maart 2017 (16/7780) waarin ook een taxatierapport van het bureau [naam] aan de orde was en waarin die rechtbanken hebben bepaald dat tot vergoeding moet worden overgegaan.
3.1
Op grond van artikel 7:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bestaat recht op vergoeding door het bestuursorgaan van kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van zijn bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Met de woorden ‘redelijkerwijs heeft moeten maken’ is bedoeld dat de kosten redelijkerwijs gemaakt moeten zijn, maar ook dat de hoogte van die kosten redelijk is (de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets). In het vierde lid van dit artikel is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld. Deze regels zijn vastgelegd in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb).
3.2
Artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Bpb bepaalt dat een veroordeling in de kosten betrekking kan hebben op: kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
4.1
De rechtbank stelt vast dat in de Awb en het Bpb niet wordt gedefinieerd wat onder het begrip ‘deskundige’ moet worden verstaan en dus wanneer gesproken mag worden van een deskundige. Naar het oordeel van de rechtbank is de te hanteren maatstaf of degene die een deskundige heeft ingeschakeld, er - gezien de feiten en omstandigheden zoals die bestonden ten tijde van de inschakeling - vanuit mocht gaan dat deze deskundige een relevante bijdrage zou leveren aan een voor hem gunstige beantwoording door [de Heffingsambtenaar] van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag (vergelijk bijvoorbeeld uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 13 april 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT4323 en van 20 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH3891, een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 21 juni 2011, ECLI:NL:CBB:2011:BR3066 en van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 juli 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD8351).
4.2
Indien een deskundige een rapport aan een belanghebbende heeft uitgebracht dat zijn standpunt over een geschilpunt in de bezwaarprocedure ondersteunt, mag aan toekenning van een vergoeding voor de kosten van dat rapport niet de eis worden gesteld dat het een bijdrage heeft geleverd aan de beslissing van [de Heffingsambtenaar] over dat geschilpunt (vergelijk Hoge Raad 16 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY2770 en Hoge Raad 30 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY4617).
4.3
Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een ter zake deskundige, hier dus een geregistreerd taxateur, of in ieder geval onder zijn verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken. Eisen aan vormgeving en omvang van het rapport zijn echter niet te stellen (vergelijk Gerechtshof 's-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2018:4638).
4.4
De rechtbank stelt vast dat de rapportage is ondertekend door ‘Dhr. [naam] (WOZ-taxateur)’. Tussen partijen is niet in geschil dat [naam] een ter zake deskundige is en dat [belanghebbende] in bezwaar een schriftelijk verslag (rapport) van deze deskundige heeft ingebracht. De rechtbank is van oordeel dat [belanghebbende] er van uit mocht gaan dat [naam] een relevante bijdrage aan de procedure zou leveren die voor hem gunstig kon zijn, nu het geschil de WOZ-waarde betrof en [naam] een deskundige op dat gebied is. [Belanghebbende] heeft de kosten voor het taxatierapport dan ook in redelijkheid gemaakt. Wat [de Heffingsambtenaar] aan zijn uitspraak op bezwaar ten grondslag heeft gelegd en verder naar voren heeft gebracht, doet niets aan deze conclusie af.
5. Het beroep van [belanghebbende] is gegrond.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat [de Heffingsambtenaar] aan [belanghebbende] het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt [de Heffingsambtenaar] in de door [belanghebbende] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 256,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 512,- en wegingsfactor 0,5) en € 128,26 (2 uur x € 53,- + 21% BTW) aan kosten voor het in bezwaar overgelegde taxatierapport. Omdat de zaak in beroep uitsluitend betrekking heeft op de kostenvergoeding in bezwaar, waardeert de rechtbank het gewicht van de zaak als licht.
(…)"
7. Ook in hoger beroep betreft het geschil enkel de beoordeling van het van de zijde van belanghebbende in de bezwaarfase ingediende geschrift in het licht van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
8. Het Hof concludeert, gelet ook op de door de Heffingsambtenaar in hoger beroep gegeven, onbesproken gelaten en aannemelijk te achten, uiteenzetting over het geschrift in kwestie, dat de vraag of de kosten van het door belanghebbende als taxatierapport aangeduide geschrift, dat namens hem in de bezwaarfase aan de Heffingsambtenaar is overgelegd, kwalificeren als die van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht, niet anders dan ontkennend moet worden beantwoord. Het geschrift is gelet op de vermeldingen - het Hof is, kennelijk met de Heffingsambtenaar, van oordeel dat het geschrift in feite niet meer is dan een niet-onderbouwde stelling -, nog afgezien dat een waarde van € 210.000 tegen de achtergrond van de beschikbare waarderingsgegevens niet serieus kan worden genomen, bezwaarlijk als een taxatierapport is aan te merken.
9. Het hoger beroep is gegrond.
10. Het Hof ziet geen reden een partij te veroordelen in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, en
- bevestigt de uitspraak van de Heffingsambtenaar.
De uitspraak is vastgesteld door U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier L. van den Bogerd. De beslissing is op 1 oktober 2020, met de nodige coronabeperkingen, in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kan zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad: www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Het gaat om natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Wanneer die personen geen gebruik willen maken van digitaal procederen, sturen zij het beroepschrift in cassatie aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het cassatieberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd.

2. Alleen bij procederen op papier: het cassatieberoepschrift moet ondertekend zijn.

3. Het cassatieberoepschrift moet ten minste vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. De indiener zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.