ECLI:NL:HR:2012:BY4617

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/00778
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding taxatiekosten in bestuursrechtelijke geschillen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vergoeding van taxatiekosten in het kader van onroerendezaakbelastingen. De belanghebbende, een eigenaar van een onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn onroerende zaak voor het kalenderjaar 2010. De heffingsambtenaar had de waarde gehandhaafd, waarna de belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar de belanghebbende deed verzet tegen deze uitspraak. De Rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, wat leidde tot de cassatieprocedure.

De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank ten onrechte het verzet ongegrond had verklaard. De heffingsambtenaar had in de beroepsfase de door de belanghebbende verdedigde waarde alsnog aanvaard, waardoor de eerdere uitspraak van de Rechtbank niet in stand kon blijven. De Hoge Raad benadrukte dat aan de toekenning van een vergoeding voor taxatiekosten niet de eis mag worden gesteld dat het taxatierapport een bijdrage heeft geleverd aan de beslissing van de rechter over het geschilpunt. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de vergoeding van kosten in bestuursrechtelijke procedures, vooral in gevallen waar taxatierapporten zijn ingediend.

De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en gelastte dat de gemeente Enschede de belanghebbende vergoedt voor het betaalde griffierecht en de kosten van rechtsbijstand. Dit arrest onderstreept de noodzaak voor rechters om zorgvuldig om te gaan met de beoordeling van taxatiekosten en de rol die deze spelen in bestuursrechtelijke geschillen.

Uitspraak

30 november 2012
Nr. 12/00778
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank te Almelo van 28 december 2011, nr. AWB 11/790 WOZ, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z (hierna: de onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2010 vastgesteld (hierna: de beschikking). Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 wegens het genot krachtens zakelijk recht van de onroerende zaak een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Enschede opgelegd (hierna: de aanslag) naar de waarde vastgesteld bij voormelde beschikking.
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de directeur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente (hierna: de heffingsambtenaar) bij in één geschrift vervatte uitspraken voormelde beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de Rechtbank.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 28 september 2011 het beroep ongegrond verklaard met toepassing van artikel 8:54, lid 1, letter c, van de Awb. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. De Rechtbank heeft bij de in cassatie bestreden uitspraak het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van de Rechtbank op het verzet is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende heeft bij de heffingsambtenaar bezwaar gemaakt tegen de beschikking en de aanslag. Ter motivering van dit bezwaar heeft belanghebbende een taxatierapport overgelegd (hierna: het taxatierapport).
3.1.2. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende is tegen deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank.
3.1.3. In de beroepsfase heeft de heffingsambtenaar de door belanghebbende verdedigde waarde alsnog aanvaard. De
heffingsambtenaar heeft aangevoerd dat het taxatierapport hierbij geen rol heeft gespeeld.
3.2.1. De Rechtbank heeft in de uitspraak van 28 september 2011 geoordeeld dat het taxatierapport niet (wezenlijk) heeft bijgedragen aan de waardeverlaging in beroep en dat de Rechtbank belanghebbende daarom geen vergoeding zal toekennen voor de taxatiekosten.
3.2.2. De Rechtbank heeft het beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Awb ongegrond verklaard. Het hiertegen gedane verzet is ongegrond verklaard.
3.3.1. De klachten houden onder meer in dat de Rechtbank het tegen de uitspraken van de heffingsambtenaar ingestelde beroep ten onrechte ongegrond heeft verklaard. De klachten slagen in zoverre. Nu de heffingsambtenaar in beroep de door belanghebbende verdedigde waarde alsnog heeft aanvaard, heeft de Rechtbank het beroep in haar uitspraak van 28 september 2011 ten onrechte ongegrond verklaard. Het tegen die uitspraak gerichte verzet is derhalve gegrond.
3.3.2. Verder bestrijden de klachten terecht het hiervoor in 3.2.1 vermelde oordeel van de Rechtbank. Aan toekenning van een vergoeding voor de kosten van een taxatierapport mag niet de eis worden gesteld dat het taxatierapport een bijdrage heeft geleverd aan de beslissing van de rechter over het geschilpunt ter zake waarvan het is overgelegd (zie HR 16 november 2012, nr. 11/02517, LJN BY2770).
3.4. De uitspraak van de Rechtbank kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan het verzet afdoen.
4. Proceskosten
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De heffingsambtenaar zal worden veroordeeld in de kosten van het verzet.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak op het verzet van de Rechtbank,
verklaart het verzet tegen de uitspraak van de Rechtbank van 28 september 2011 gegrond,
verstaat dat laatstgenoemde uitspraak vervalt en dat de Rechtbank het onderzoek moet voortzetten in de stand waarin het zich bevond,
gelast dat de gemeente Enschede aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 112,
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 874 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
veroordeelt de heffingsambtenaar van de gemeente Enschede in de kosten van het verzet bij de Rechtbank aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 218,50 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en G. de Groot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2012.