Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[…] B.V.,
2. [appellant 2] ,
3. [appellant 3] ,
1.Procedure in hoger beroep
2.Feiten
(…)
(…)
u dient uiterlijk 16 januari 2012 de aanvragen voor de verloven van de coffeeshops [X] en [Y] in te dienen, teneinde het voorwerk voor de te verlenen verloven al in werking te zetten;
- u dient uiterlijk 15 februari 2012 mijn medewerker (…) te laten weten of u de aanvraag voor de twee verloven doorzet;
- de nieuwe ondernemer dient dan per ommegaande een nieuwe aanvraag voor de twee coffeeshops in te dienen;
- als uw cliënt de twee coffeeshops pas na 15 februari 2012 verkoopt dan zal op de verloven worden beslist en dienen de leges te worden betaald;
(...)
(…)
)
(…) Gelet op de omstandigheid dat [appellant 3] en [de oud-bestuurder] volgens het
7.1. Het standpunt van de burgemeester dat [appellant 2] van slecht levensgedrag is, is gebaseerd op de vonnissen van 21 december 2012, waarbij [appellant 3] en [de oud-bestuurder] schuldig zijn verklaard aan het plegen van strafbare feiten in verband met de exploitatie van coffeeshop [X] en andere coffeeshops. Aangezien met het exploiteren van een coffeeshop per definitie strafbare feiten worden gepleegd, die tot op zekere hoogte worden gedoogd, geeft de schuldigverklaring op zichzelf geen blijk van slecht levensgedrag. Van belang is of en, zo ja, in hoeverre de voorwaarden waaraan een gedoogde coffeeshop moet voldoen, zijn geschonden. In dit licht moet in aanmerking worden genomen dat de rechtbank bij de vonnissen van 21 december 2012 heeft overwogen dat de exploitatie van een coffeeshop onder bepaalde voorwaarden wordt gedoogd, maar dat de bevoorrading en het aanhouden van een voor een behoorlijke bedrijfsvoering noodzakelijke voorraad niet worden gedoogd. In de vonnissen heeft de rechtbank voorts overwogen dat de verweten gedragingen in feite neerkomen op het op economisch verantwoorde wijze exploiteren van coffeeshops van enige omvang. Daarom heeft zij afgezien van het opleggen van een straf of maatregel.
(...)
dat het verlof zal worden afgegeven voor de periode tot en met 28 februari 2018, zulks overeenkomstig het bestendige gebruik bij andere coffeeshops in Leiden;
(…)
3.De vordering in eerste aanleg en het vonnis van de rechtbank
4.De vordering in hoger beroep
5.Beoordeling
op die manier” (dat wil zeggen, als de verlofaanvragen conform de procedure-afspraken zouden worden ingediend, dan wel zouden worden ingetrokken), “
de continuïteit van de vergunningen niet in gevaar zou komen”, maar dat is een gevolg dat [de toenmalige advocaat] aan de naleving van de procedure-afspraken verbindt. De Gemeente heeft dat niet bevestigd. Zij bevestigt in haar brief alleen de procedure-afspraken zelf. Dat de Gemeente die afspraken niet is nagekomen is gesteld noch gebleken. Mede in het licht hiervan kan ook niet worden aangenomen dat [de B.V.] haar aanvraag niet zou hebben ingetrokken als deze afspraken niet waren gemaakt, althans moet worden geconcludeerd dat het voor rekening van [de B.V.] komt dat zij haar aanvraag heeft ingetrokken en haar belangen in [appellant 2] heeft overgedragen voordat voldoende zeker was dat aan de [appellant 2] daadwerkelijk verlof zou worden verleend. Van schending van enig vertrouwen door de Gemeente jegens [de B.V.] is dan ook geen sprake.
de Gemeente de exploitatie van [X] ten onrechte heeft beëindigd”, naar het hof begrijpt: doordat de Gemeente ten onrechte het door [appellant 2] gevraagde verlof heeft geweigerd. Dat betoog faalt. Het feit dat de Gemeente onrechtmatig jegens [appellant 2] heeft gehandeld, betekent niet dat zij ook onrechtmatig jegens [appellant 3] als verhuurder heeft gehandeld. [appellant 3] werkt ook niet uit waarom dit het geval zou zijn; het enkele - gestelde - feit dat voor de Gemeente voorzienbaar was dat [X] als gevolg van de weigering van het verlof geen inkomsten meer zou kunnen verwerven en daardoor haar huur niet meer zou kunnen betalen, betekent in elk geval nog niet dat de Gemeente door [appellant 2] geen verlof te verlenen ook onrechtmatig jegens [appellant 3] heeft gehandeld. In het bijzonder onderbouwt [appellant 3] niet dat de door de Gemeente geschonden norm strekt tot bescherming van zijn vermogensrechtelijke belangen. Daar komt bij dat niet zonder meer is in te zien dat door de weigering van het verlof de verplichting om huurpenningen te betalen is onderbroken, terwijl [de B.V.] c.s. in ieder geval niet aanvoert dat [appellant 2] de huurovereenkomst heeft beëindigd. Voor zover [appellant 3] aanvoert dat hij mocht vertrouwen op de toezegging van de Gemeente dat [X] ‘
going concern’ zou worden voortgezet, verwijst het hof naar hetgeen hierboven onder 5.6. is overwogen: een zodanige toezegging of afspraak is niet komen vast te staan.
going concern’ overdracht, betekent nog niet dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door niet vóór 29 februari 2012 te beslissen. Onrechtmatigheid kan ook niet worden aangenomen op grond van het feit dat de wettelijke beslistermijn is overschreden. Zoals de Hoge Raad heeft overwogen (arrest van 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX7579), beoogt de wettelijke beslistermijn niet zonder meer te beschermen tegen mogelijke schade van een belanghebbende die kan ontstaan bij het uitblijven van de beslissing. De overschrijding van de wettelijke beslistermijn is in het onderhavige geval mede veroorzaakt door het Bibob-onderzoek dat de Gemeente heeft laten uitvoeren. [appellant 2] heeft niet gesteld (laat staan dat hij onderbouwt) dat de Gemeente geen Bibob-onderzoek had mogen laten uitvoeren.