ECLI:NL:GHDHA:2020:1411

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
2200490317
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tijdens voetbalrellen in Rotterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij voetbalgerelateerde rellen in Rotterdam op 7 mei 2017. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van openlijke geweldpleging, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de Coolsingel en andere locaties openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de Mobiele Eenheid (ME) door voorwerpen zoals flessen en stenen naar hen te gooien. Het hof oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ondanks dat hij niet de enige was die geweld pleegde. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij drie keer iets in de richting van de ME heeft gegooid. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004903-17
Parketnummer: 10-741215-17
Datum uitspraak: 27 juli 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 november 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 mei 2017 te Rotterdam, op of aan de openbare weg(en), de Coolsingel en/of de Lijnbaan en/of de Korte Lijnbaan en/of het Rode Zand en/of de Meent en/of het Stadhuisplein en/of het Beursplein en/of de Karel Doormanstraat en/of het Binnenwegplein en/of de Van Oldebarneveltstraat en/of de Van Oldebarneveltplaats en/of de Oude Binnenweg, in elk geval op of aan (een) openbare weg(en),
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen,
welk geweld bestond uit het
- meermalen, althans éénmaal (telkens) (met kracht) naar, althans in de richting van, één of meer politie-agent(en) en/of politievoertuig(en) en/of politiepaard(en) gooien met
(een) (glazen) flesje(s) en/of
(een) blikje(s) en/of
(een) ste(e)n(en) en/of
(een) de(e)l(en) van (een) stoeptegel(s) en/of (een) stoeptegel(s) en/of
(een) fiets(en) en/of (een) pilon(nen) en/of
(een) hek(ken) en/of (een) ijzeren pa(a)l(en) en/of
(een) verkeersbord(en) en/of (een) parasolvoet(en) en/of (een) (plastic) stoel(en) en/of (een) reclamebord(en) en/of
(een) brandende fakkel(s) en/of vuurwerk en/of
(een) ander(e) voorwerp(en)
en/of
- meermalen, althans éénmaal, gooien van (een) hek(ken) en/of (een) ander(e) voorwerp(en) op de rijbaan om de politie-agent(en) en/of politievoertuig(en) en/of politiepaard(en) tegen te houden en/of te belemmeren
en/of
- meermalen, althans éénmaal, zoeken van de confrontatie met de politie-agenten en/of vertonen van agressief gedrag en/of op luide (agressieve) toon roepen van de woorden: "Rotterdam Hooligans" en/of "Kankerjoden", althans woorden van gelijke (opruiende) aard en/of strekking
en/of
- meermalen, althans éénmaal, trappen tegen (een) hek(ken) en/of (een) politievoertuig(en)
subsidiair indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 mei 2017 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, te weten op de Meent, althans op enige voor het publiek toegankelijke plaats, tegen personen, te weten één of meer lid/leden van de Mobiele Eenheid en/of politiefunctionarissen, baldadigheid heeft gepleegd, waardoor gevaar of nadeel kon worden teweeggebracht, bestaande die baldadigheid uit het (in de richting van die lid/leden van de Mobiele Eenheid en/of (politiefunctionarissen) gooien van een (bier)fles.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 190 uren, subsidiair 95 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks7 mei 2017 te Rotterdam, op of aan de openbare weg
(en), de Coolsingel en/of de Lijnbaan en/of de Korte Lijnbaan en/ofhet Rode Zand en/of de Meent
en/of het Stadhuisplein en/of het Beursplein en/of de Karel Doormanstraat en/of het Binnenwegplein en/of de Van
Oldebarneveltstraat en/of de Van Oldebarneveltplaats en/of de Oude Binnenweg, in elk geval op of aan (een) openbare weg(en),
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen,
welk geweld bestond uit het
- meermalen,
althans éénmaal (telkens) (met kracht)
naar, althansin de richting van, één of meer politie-agent(en) en/of politievoertuig(en)
en/of politiepaard(en)gooien met
(een
) (glazen
)flesje
(s)en/of
(een) blikje(s) en/of
(een) ste(e)n(en) en/of
(een)de
(e)l
(en
)van (een) stoeptegel(s) en/of
(een) stoeptegel(s) en/of
(een) fiets(en) en/of (een) pilon(nen) en/of
(een) hek(ken) en/of (een) ijzeren pa(a)l(en) en/of
(een) verkeersbord(en) en/of (een) parasolvoet(en) en/of
(een) (plastic) stoel(en) en/of (een) reclamebord(en) en/of
(een) brandende fakkel(s) en/of vuurwerken/of
(een) ander(e) voorwerp(en).
en/of
- meermalen, althans éénmaal, gooien van (een) hek(ken) en/of (een) ander(e) voorwerp(en) op de rijbaan om de politie-agent(en) en/of politievoertuig(en) en/of politiepaard(en) tegen te houden en/of te belemmeren
en/of
- meermalen, althans éénmaal, zoeken van de confrontatie met de politie-agenten en/of vertonen van agressief gedrag en/of op luide (agressieve) toon roepen van de woorden: "Rotterdam Hooligans" en/of "Kankerjoden", althans woorden van gelijke (opruiende) aard en/of strekking
en/of
- meermalen, althans éénmaal, trappen tegen (een) hek(ken) en/of (een) politievoertuig(en).
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Er lijkt in het geval van de verdachte sprake te zijn geweest van een eenmansactie. Er is geen sprake van een significante, wezenlijke bijdrage van de verdachte aan het geweld van anderen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en op grond van de gebezigde bewijsmiddelen komt het volgende naar voren:
Na afloop van de wedstijd Feyenoord tegen Excelsior op 7 mei 2017, waarbij Feyenoord de landstitel na 18 jaar veilig had kunnen stellen maar verloor, braken er op verschillende plekken in Rotterdam ongeregeldheden uit welke onder meer bestonden uit het gooien van flessen, blikjes, stenen, stoelen, fietsen, hekken, verkeersborden, vuurwerk, brandende fakkels en andere voorwerpen naar de Mobiele Eenheid (hierna: ME).
Van deze ongeregeldheden zijn onder andere camerabeelden gemaakt. De bij de ongeregeldheden betrokken personen zijn door de politie van een letter, te weten een “V”, en een nummer voorzien.
Op de zich in het dossier bevindende “sfeerbeelden” is te zien dat de ME door verschillende Feyenoordsupporters wordt bekogeld. Op de “V64” betreffende camerabeelden is te zien dat “V64”zich op het Rode Zand en/of de Meent bevindt tussen diverse personen die deels toekijken, deels geweld plegen jegens de politie door voorwerpen naar de linie van ME-ers te gooien, te joelen en stoeptegels uit de grond te trekken en kapot te gooien om die vervolgens in de richting van de linie van ME-ers te gooien. De verdachte bevindt zich daar samen met zijn oom die enige tijd later wordt aangehouden in het bijzijn van de verdachte. Na de aanhouding van zijn oom, gooit de verdachte in totaal drie keer iets in de richting van de ME, waarna hij wordt aangehouden.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij tot drie keer toe iets in de richting van de ME heeft gegooid.
Oordeel van het hof
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van openlijk geweld dat die dag is gepleegd op andere locaties in Rotterdam, dan die waar de verdachte zich heeft bevonden.
Ten aanzien van het bestanddeel “in vereniging” heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 13 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1093) het volgende overwogen:
“Blijkens de wetsgeschiedenis, zoals weergegeven in HR
11 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6209, is van het “in vereniging” plegen van geweld sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die “in vereniging” geweld pleegt. De rechter zal moeten beoordelen of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is”.
Naar het oordeel van het hof is aan de in de jurisprudentie en wet gestelde eisen van het bestanddeel “in vereniging” voldaan. De verdachte maakte immers deel uit van een groep personen die op een gegeven moment een glazen flesje, delen van stoeptegels, een brandende fakkel, vuurwerk en andere voorwerpen in de richting van de ME aan het gooien waren. Door zich op te houden in de groep personen van waaruit openlijk geweld werd gepleegd en zich daar niet van te distantiëren, heeft de verdachte de groep op dat moment getalsmatig versterkt. Daarnaast heeft de verdachte enige tijd later zelf ook geweld gepleegd door drie keer een voorwerp in de richting van de ME te gooien, vrijwel direct na de aanhouding van zijn oom wegens het door hem gepleegde openlijke geweld kort daarvoor. Aldus heeft de verdachte een voor medeplegen vereiste voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd. Daaraan doet niet af dat op het moment dat de verdachte zelf voorwerpen gooit er geen andere personen zijn die ook geweldshandelingen plegen.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In 2017 werd Feyenoord na 18 jaar landskampioen. Op
7 mei 2017 had de voetbalclub die titel reeds veilig kunnen stellen, ware het niet dat Feyenoord die dag verloor van Excelsior, waarna op meerdere plekken in de binnenstad van Rotterdam rellen zijn uitgebroken.
De verdachte heeft aan die ongeregeldheden in de stad een bijdrage geleverd, door met een groep personen openlijk in vereniging geweld te plegen tegen de politie op een wijze zoals hiervoor bewezen is verklaard.
De verdachte heeft door aldus te handelen een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van deze politieambtenaren en tevens blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het bevoegd gezag. Bovendien is de openbare orde in ernstige mate verstoord, hetgeen bijdraagt aan toenemende gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep verklaard dat hij uit frustratie een flesje bier heeft gegooid naar de ME, omdat de ME daarvoor zijn oom had aangehouden. Het hof is van oordeel dat deze omstandigheid op geen enkele wijze rechtvaardigt dat de verdachte bij een openlijke geweldpleging betrokken is geraakt op de wijze zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Voorts constateert het hof – met de raadsman – dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden, nu tussen het instellen van het hoger beroep op
16 november 2017 en het wijzen van dit arrest op
27 juli 2020 meer dan twee jaren zijn verstreken,
welke omstandigheid het hof is strafmatigende zin zal meewegen.
Het hof acht, gelet op al het voorgaande, in beginsel een geheel onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 200 uren, alleszins gerechtvaardigd. Gelet op de voornoemde overschrijding van de redelijke termijn, alsmede de door de verdachte ter terechtzitting naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden, is het hof – alles afwegende – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis een passende en geboden reactie vormt.
Bevel tot voorlopige hechtenis
Het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte is op 10 mei 2017 geschorst. De rechtbank heeft verzuimd een beslissing te geven omtrent dit bevel. Het hof zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opheffen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. F.P. Geelhoed,
mr. R.F. de Knoop en mr. L.A. Pit, in bijzijn van de griffier mr. C.M. Jellema.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 juli 2020.
mr. L.A. Pit is buiten staat dit arrest te ondertekenen.