Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 21 juli 2020
[appellant] ,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
"Deze dagvaarding heeft tot doel het opheffen van beslagen die zijn gelegd ten laste van [appellant] door gedaagden sub 1 t/m 3."[geïntimeerde] is daarop namens de Maatschappen 1999 verschenen. [geïntimeerde] heeft daarmee te kennen gegeven dat zij de partij is die onder de naam Maatschappen 1999 de in geding zijnde beslagen heeft doen leggen, zodat zij meent gedagvaard te zijn. [appellant] heeft dit niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. De omstandigheid dat beslaglegging door [geïntimeerde] volgens [appellant] niet rechtsgeldig is, maakt immers niet dat moet worden geoordeeld dat [geïntimeerde] feitelijk geen opdracht kan hebben gegeven tot beslaglegging onder de naam Maatschappen 1999. Dit betekent dat ook het hof het ervoor houdt dat [geïntimeerde] de partij is die door [appellant] is geadresseerd in de inleidende dagvaarding. Deze partij is verschenen, zodat voorshands moet worden geoordeeld dat (ook) in eerste aanleg terecht geen verstek is verleend. Opmerking verdient nog dat als [appellant] zijn vordering alleen had willen richten tegen Hassel en Barracuda (de partijen die volgens [appellant] ten tijde van het Vonnis en het Arrest de enige nog overgebleven maten waren) of zelfs alleen tegen Hassel (in verband met het uittreden door faillissement van Barracuda in 2013), hij dat eenvoudig in de dagvaarding tot uitdrukking had kunnen brengen. Dat heeft hij echter nagelaten.