In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Den Haag, betreft het een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door SAS Vastgoed B.V. tegen een aantal geïntimeerden, waaronder Stichting Zorg Vangnet Rotterdam en een anonieme derde. De zaak draait om de vraag of de geïntimeerden rechtmatig in een pand verblijven dat SAS heeft verworven. De achtergrond van het geschil gaat terug naar een aantal overeenkomsten die in 2012 zijn gesloten tussen [geïntimeerde 1] en de Stichting Care Takers 4 Better Life, die het pand in eigendom had. SAS vorderde in eerste aanleg ontruiming van de geïntimeerden, stellende dat zij zonder recht of titel in het pand verblijven. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 16 juli 2019 de vordering tot ontruiming afgewezen, omdat SAS niet voldoende had aangetoond dat de geïntimeerden geen recht op verblijf hadden. SAS ging in hoger beroep, waarbij zij de vernietiging van het vonnis eiste en de ontruiming alsnog vorderde. Het hof oordeelt dat de vraag of de geïntimeerden rechtmatig in het pand verblijven, niet eenvoudig te beantwoorden is. Het hof wijst erop dat de echtheid van de handtekening van [bestuurder Stichting Care] onder de stukken van december 2012 betwist wordt, en dat in een bodemprocedure mogelijk bewijs geleverd kan worden dat de geïntimeerden wel degelijk recht hebben op het pand. Het hof concludeert dat het niet aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering tot ontruiming zal toewijzen, en bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter. SAS wordt veroordeeld in de proceskosten van de geïntimeerden.