ECLI:NL:GHDHA:2020:1014

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
200.258.762/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en toepassing van de bepaling over periodieke loonsverhoging in arbeidsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen het vonnis van de kantonrechter in Den Haag, waarin haar vorderingen tot loonsverhoging zijn afgewezen. [appellante] was in dienst als echoscopist bij Verloskundig Centrum De Poort B.V. en stelde dat haar salaris niet correct was geïndexeerd volgens de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst bevatte een bepaling over periodieke salarisverhoging, maar [appellante] betoogde dat deze niet correct was toegepast. De kantonrechter had geoordeeld dat De Poort de arbeidsovereenkomst correct had nageleefd door de loonsverhogingen te baseren op de tarieven van de Stichting Thuisbevalling Nederland (STBN) en niet op de tarieven van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de uitleg van de arbeidsovereenkomst door De Poort juist was. Het hof concludeerde dat [appellante] geen recht had op de gevraagde loonsverhogingen en dat de overige vorderingen die hierop voortbouwden ook moesten worden afgewezen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.258.762/01
Zaaknummer rechtbank : 6871093\CV EXPL 18-2020

arrest van 9 juni 2020 (bij vervroeging)

inzake

[appellante],

wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. B. van Kasteel te Utrecht,
tegen

Verloskundig Centrum De Poort B.V.,

gevestigd te Leiden,
geïntimeerde,
hierna te noemen: De Poort,
advocaat: mr. S.J. van der Velde te Amsterdam.

Het geding

Bij exploot van 4 maart 2019 is [appellante] in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Den Haag, team kanton, locatie Leiden (hierna: de kantonrechter) tussen partijen gewezen vonnis van 5 december 2018. Bij arrest van 11 juni 2019 is een comparitie van partijen gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden op 24 september 2019. Van de comparitie is proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt.
Bij memorie van grieven, met producties, heeft [appellante] zes grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord, met producties, heeft De Poort de grieven bestreden. Vervolgens heeft [appellante] nog een akte genomen en De Poort heeft daarop gereageerd door middel van een antwoordakte uitlating.
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

De door de kantonrechter in het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Met inachtneming van grief 1 van [appellante] zal het hof de feiten aanvullen. Het gaat in deze zaak om het volgende:
2.1
Op 1 oktober 2006 is [appellante] in dienst getreden van de landelijk opererende Stichting Thuisbevalling Nederland (hierna: de STBN) in de functie van echoscopist.
2.2.
Met ingang van 1 januari 2014 heeft De Poort de afdeling van STBN te Leiden overgenomen en is het dienstverband van [appellante] overgegaan op De Poort. In een door partijen gesloten ‘individuele arbeidsovereenkomst behorende bij de CAO Gezondheidscentra’ gedateerd 28 april 2014 (hierna: de arbeidsovereenkomst), is het dienstverband van [appellante] aldus geformaliseerd dat zij met ingang van 1 juni 2014 werkzaam is in de functie van ‘echoscopist B/K’. [appellante] houdt zich onder andere bezig met prenatale screening. [appellante] is verder ingedeeld in (loon)schaal 2.
2.3
Artikel 6 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:

PERIODIEKE VERHOGING
Er wordt geen gebruik gemaakt van een periodieke salarisverhoging. Het salaris wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de tarieven prenatale screening vastgesteld door Stichting STBN.
2.4
Het uurloon van [appellante] in 2016 bedroeg € 28,98 bruto.
2.5
Met ingang van 1 januari 2017 heeft STBN de echoscopisten B, schaal 1 (die na 1 januari 2009 in dienst waren getreden) een loonsverhoging van 3,7% gegeven en de echoscopisten B, schaal 2 (die voor 1 januari 2009 in dienst waren getreden) een loonsverhoging van 0,38%. Deze loonsverhogingen hebben ertoe geleid dat alle echoscopisten B per 1 januari 2017 hetzelfde uurloon ontvingen. STBN heeft dit in een voorbeeldbrief aan een echoscopist B, schaal 2 als volgt verwoord:
“Hierbij informeer ik u over de salarissen per 1 januari 2017.
In 2014 is besloten om de nog twee bestaande schalen gelijk te trekken tot één schaal. Voor 2017 zijn de NZa-tarieven, component personele kosten, verhoogd met 3,7%, in vergelijking met de tarieven van 2016. In dat kader en in het kader van het gelijktrekken van de schalen, hebben wij besloten de salarissen schaal 1 over 2017 te verhogen met 3,7%. Op schaal 2 wordt geen indexering toegepast waardoor het proces van gelijke inschaling een feit is.
Voor u zou dit betekenen dat uw salaris van € 4.520,52 bruto per maand bij een fulltime dienstverband gelijk blijft. Echter aangezien de salarissen in schaal 1 vanwege de indexering iets hoger komen te liggen dan de huidige schaal 2, hebben we besloten schaal 2 iets op te hogen en gelijk te trekken. Voor u betekent dit dat uw salaris per 1 januari 2017 euro 4.538,73 bruto per maand bij een fulltime dienstverband betreft. Alle echoscopisten bij STBN zitten nu in dezelfde loonschaal. Deze wordt ieder jaar opnieuw vastgesteld aan de hand van de indexering van de NZa tarieven, component personele kosten.”
2.6
De hiervoor genoemde loonsverhoging heeft er in geresulteerd dat De Poort het uurloon van [appellante] per 1 januari 2017 heeft verhoogd naar € 29,09 bruto. Op 1 januari 2018 is haar uurloon verhoogd naar € 29,77 bruto en per 1 januari 2019 bedroeg haar uurloon € 31,07 bruto.
De procedure in eerste aanleg
3.1
[appellante] heeft in eerste aanleg betaling gevorderd van De Poort van - kort gezegd - het salaris van € 2.152,31 bruto per maand vanaf januari 2017, vermeerderd met 8% vakantiegeld, onder aftrek van het salaris dat al aan haar betaald is, vermeerderd met de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en de proceskosten. [appellante] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat per januari 2017 de (relevante) tarieven van de NZa met gemiddeld 4,3% zijn verhoogd, dat de tarieven voor Structureel Echoscopisch Onderzoek met 3,8% zijn verhoogd en die voor de combinatietest met 4,6%, terwijl haar salaris met slechts 0,3% is gestegen. Zij is van mening dat haar salaris met terugwerkende kracht tot januari 2017 moet worden verhoogd met 4,3%, conform de tariefsaanpassing van STBN.
3.2
De Poort heeft de vordering van [appellante] betwist. Zij heeft aangevoerd dat artikel 6 van de arbeidsovereenkomst niet helemaal duidelijk is geformuleerd en dat bedoeld is dat loonsverhoging plaatsvindt aan de hand van de loontarieven van de echoscopisten prenatale screening, zoals vastgesteld door STBN. Het salaris van echoscopisten volgt dus niet de tariefsverhogingen van de NZa.
3.3
Bij vonnis van 5 december 2018 heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellante] afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van de procedure. Hij heeft daartoe overwogen dat [appellante] zich ten onrechte op de NZa-tarieven beroept, terwijl uit artikel 6 van de arbeidsovereenkomst volgt dat het gaat om de “tarieven prenatale screening vastgesteld door de Stichting STBN”. Verder heeft de kantonrechter overwogen dat De Poort heeft toegelicht dat STBN aan de hand van de NZa-tarieven zelfstandig tarieven vaststelt ten behoeve van de indexering van de salarissen van haar personeel en dat uit een e-mail van 23 september 2018 van de directeur Annot van STBN volgt dat STBN voor de jaarlijkse indexering van de salarissen niet onverkort uitgaat van de tarieven prenatale screening van de NZa maar alleen van het inkomensdeel van deze tarieven. De kantonrechter is van oordeel dat De Poort artikel 6 van de arbeidsovereenkomst heeft nageleefd door de door STBN vastgestelde indexatie te volgen.
De procedure in hoger beroep
4.1
[appellante] kan zich met het vonnis van de kantonrechter niet verenigen en vordert in hoger beroep - kort gezegd -:
- vernietiging van het bestreden vonnis;
- een verklaring voor recht dat zij per 1 januari 2017 aanspraak heeft op een verhoging van haar loon van 3,7% en dat haar maandsalaris (exclusief vakantietoeslag) aldus per 1 januari 2017 € 2.083,25 bruto bedraagt, per 1 januari 2018 € 2.131,24 bruto, en per 1 januari 2019 € 2.224,36 bruto;
- betaling van achterstallig loon (exclusief vakantietoeslag) van € 794,88 bruto over 2017, € 813,12 bruto over 2018 en € 565,84 bruto over de maanden januari tot en met augustus 2019, met wettelijke rente;
- betaling van een salaris van € 2.224,36 bruto per maand vanaf 1 september 2019 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, met wettelijke rente ingaand op de respectieve vervaldata van de gevorderde maandlonen;
- betaling van achterstallige vakantietoeslag van € 63,59 bruto over 2017, € 65,05 bruto over 2018 en € 28,29 bruto over de maanden januari tot en met mei 2019, met wettelijke rente;
- betaling van achterstallige eindejaarsuitkering van € 51,51 bruto over 2017 en € 52,69 bruto over 2018, met wettelijke rente;
- de wettelijke verhoging over de bovenstaande bedragen van € 1.217,49 bruto, met wettelijke rente;
- de proceskosten in beide instanties.
4.2
Het geschil tussen partijen betreft de uitleg en toepassing van artikel 6 van de arbeidsovereenkomst.
4.3
In hoger beroep heeft [appellante] haar standpunt aangepast in die zin dat zij betoogt dat de maatstaf voor de indexering van de salarissen uitsluitend het
inkomensdeelvan de tarieven prenatale screening van de NZa moet zijn, overeenkomstig de e-mail van 23 september 2018 van Annot (onder 17 memorie van grieven). Zij merkt op dat de NZa-tarieven overeenkomen met de STBN-tarieven, omdat STBN de tarieven van NZa overneemt, zodat het in wezen geen verschil maakt of wordt gesproken van NZa-tarieven of van STBN-tarieven. Deze maatstaf zou voor haar per 1 januari 2017 tot een indexering van 3,7% moeten leiden, conform de NZa-tarieven component personele kosten. STBN heeft echter, naar [appellante] pas later is gebleken, de twee loonschalen voor echoscopisten in schaal 1 en 2 per 1 januari 2017 gelijk willen trekken en de indexering van 3,7% alleen doorgevoerd voor loonschaal 1 en niet voor loonschaal 2. Als gevolg van deze indexering kwamen de lonen in schaal 1 hoger uit dan die in schaal 2. Daarom zijn de lonen in schaal 2 nog iets opgehoogd. De Poort had deze wijze van indexeren niet op [appellante] mogen toepassen. Zij heeft ten onrechte slechts een verhoging van 0,38% gekregen.
4.4
De Poort voert als verweer dat met artikel 6 van de arbeidsovereenkomst beoogd is de jaarlijkse indexering van het salaris van [appellante] ook na de overgang van de arbeidsovereenkomst naar De Poort op dezelfde wijze te laten plaatsvinden als daarvóór bij STBN. Beoogd is aan te sluiten bij de
loontarieven
van de echoscopistenprenatale screening die STBN jaarlijks bekend maakt en die jaarlijks aan alle medewerkers (waaronder [appellante]) worden gestuurd. Voorbeelden hiervan zijn als producties 1 en 2 bij conclusie van antwoord overgelegd. De Poort neemt deze tarieven een-op-een over voor de indexering van het salaris van de echoscopisten die bij haar in loondienst zijn. De Poort volgt dus voor [appellante] het (uur)loon dat behoort bij de functie echoscopist B, schaal 2. De Poort heeft het salaris van [appellante] per 1 januari 2017 en 2018 verhoogd aan de hand van de loontarieven prenatale screening die STBN voor de echoscopist B (schaal 2) voor 2017 en 2018 heeft vastgesteld. De Poort betwist verder dat STBN de personeelscomponent van de door NZa vastgestelde tarieven zonder meer overneemt. Zij verwijst daartoe naar een e-mail van 19 december 2019 van Annot, die verklaart:
“Wij bepalen als STBN voor onze medewerkers zelf op welke wijze we de salarissen indexeren. We leiden de salarissen en indexering af van tarieven van de NZa. We behouden met deze formulering – afleiden van – de vrijheid om op basis van gezond verstand en in goed overleg met onze medewerkers zelf onze afwegingen en keuzes te maken.”(productie 2 bij memorie van antwoord).
5.1
De kern van de grieven van [appellante], vervat in grief 2 en grief 3, komt er op neer dat De Poort het salaris van [appellante] per 1 januari 2017 niet heeft geïndexeerd conform het bepaalde in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst, namelijk aan de hand van het inkomensdeel van de tarieven prenatale screening van de NZa. Het hof overweegt als volgt.
5.2
Voor de beantwoording van de vraag wat partijen bedoeld hebben met het bepaalde in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst komt het niet alleen aan op de bewoordingen van die bepaling maar ook op de zin die partijen daaraan over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en wat zij daarbij van elkaar mochten verwachten. Het hof kan [appellante] niet volgen waar zij betoogt dat De Poort het inkomensdeel van de tarieven prenatale screening van de NZa moet hanteren voor de indexering van haar salaris. Partijen hebben in het kader van de overgang van de arbeidsovereenkomst van [appellante] van STBN naar De Poort in 2014 in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst afgesproken dat indexering plaatsvindt aan de hand van tarieven die
STBNvaststelt. Niet althans onvoldoende bestreden is dat De Poort bij de wijze van indexering niet anders heeft gehandeld dan zoals gebruikelijk was voor de overgang en dat die gebruikelijke werkwijze was dat voor de indexering niet een-op-een werd aangesloten bij tarieven van de NZa, maar overeenkomstig de zelfstandige vaststelling door STBN. Deze werkwijze vindt ook steun in de jaarlijkse overzichten voor de jaren 2011 tot en met 2013 die [appellante] kreeg van STBN met daarop vermelding van de woorden “tarief” van de “echoscopist in dienst” of “tarief echoscopisten in loondienst”, en daarbij vermelding van de hoogte van het maandloon, uurloon en de indexering weergegeven in een percentage (productie 5 memorie van grieven). Op die overzichten wordt niet verwezen naar tarieven van de NZa. Tegen de achtergrond dat De Poort in 2014 de activa en werknemers van STBN, waaronder [appellante], heeft overgenomen, ligt het in de rede dat partijen bedoeld hebben om ook na de overgang van de arbeidsovereenkomst van [appellante], de tot dan toe bestaande situatie in stand te houden, dat wil zeggen dat het salaris van [appellante] wordt geïndexeerd zoals door STBN - als landelijk opererende stichting - wordt vastgesteld voor de (andere) echoscopisten in loondienst. Het hof acht dan ook aannemelijk dat met ‘tarieven’ in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst ‘loontarieven/salarissen’ van de echoscopisten worden bedoeld, zoals De Poort heeft betoogd, die door STBN zelfstandig worden vastgesteld.
5.3
Tegenover de gemotiveerde betwisting van De Poort heeft [appellante] onvoldoende onderbouwd dat STBN, waar het gaat om de indexering van salarissen, altijd een-op-een de inkomenscomponent van de NZa-tarieven volgt. [appellante] heeft ter zake ook geen voldoende concreet bewijsaanbod gedaan. Ook als juist zou zijn dat STBN voor de indexering van de salarissen altijd de inkomenscomponent van de NZa-tarieven volgde, dan betekent dat nog niet dat zij dat in 2017 ook had moeten doen of dat De Poort gehouden was de NZa-tarieven te volgen, zelfs als STBN dat niet deed.
5.4
Op basis van het voorgaande concludeert het hof dan ook dat met het bepaalde in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst [appellante] heeft moeten begrijpen dat de jaarlijkse indexering van haar salaris plaatsvindt volgens de loontarieven/salarissen van de echoscopisten prenatale screening die
STBNjaarlijks vaststelt en bekend maakt, in het bijzonder volgens de salarissen van de echoscopisten B, schaal 2, nu [appellante] onbetwist in die loonschaal is ingedeeld. Dit betekent dat grief 2 faalt.
5.5
In grief 3 wordt voortgegaan op het onjuiste uitgangspunt van grief 2. In grief 3 wordt daarom ten onrechte geconcludeerd dat De Poort artikel 6 voor wat betreft de indexering per 1 januari 2017 onjuist op het salaris van [appellante] heeft toegepast. Gelet op wat het hof hiervoor onder 5.2 tot en met 5.4 heeft overwogen, is het hof van oordeel dat De Poort in overeenstemming met het bepaalde in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst het salaris en de indexering heeft gevolgd zoals vastgesteld door STBN voor echoscopisten B, schaal 2, door per 1 januari 2017 een loonsverhoging van 0,38% op het salaris van [appellante] toe te passen. De gelijktrekking van de loonschalen door STBN, in de zin dat aan [appellante] per 1 januari 2017 een hogere indexering wordt onthouden nu is afgesproken dat de loontarieven van STBN worden gevolgd, acht het hof naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar, althans daartoe heeft [appellante] onvoldoende aangevoerd. Het voorgaande betekent dan ook dat [appellante] verder geen aanspraak heeft op een loonsverhoging of indexering, anders dan die al op haar salaris is toegepast. Dit betekent verder dat de overige vorderingen van [appellante] die hierop voorborduren (de verklaring voor recht, achterstallig loon, vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, wettelijke verhoging en wettelijke rente) eveneens moeten worden afgewezen. Grief 3 faalt eveneens.
5.6
Nu de grieven 2 en 3 niet slagen, falen ook de grieven 4 en 5 die betogen dat de vorderingen van [appellante] ten onrechte zijn afgewezen. Grief 1 kan niet tot een andere beslissing leiden. Grief 6 gaat over de proceskostenveroordeling; uit het voorafgaande volgt dat deze grief evenmin succes heeft. Het hof zal daarom het bestreden vonnis bekrachtigen. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter Leiden van 5 december 2018 en wijst de in hoger beroep bij wege van verandering van eis ingestelde vorderingen af;
  • veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van De Poort tot op heden begroot op € 741,- aan verschotten en € 1.897,50 aan salaris advocaat (2,5 x € 759,-) en op € 157,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 82,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 82,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
  • verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.D. Ruizeveld, R.J.F. Thiessen en C.A. Joustra en is ondertekend en uitgesproken door mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer, ter openbare terechtzitting van 9 juni 2020 in aanwezigheid van de griffier.