Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 26 februari 2019
[X] te [Z] , belanghebbende,
Procesverloop
- Op 2 januari 2019 van de zijde van de heffingsambtenaar een aanvulling op het reeds ingediende verweerschrift;
- Op 4 januari 2019 van de zijde van belanghebbende een onderbouwing van de gemaakte proceskosten.
Vaststaande feiten
Oordeel van de Rechtbank
De voorgestelde wijziging van artikel 26, eerste lid, WOZ leidt er toe dat ook de laatste volzin van het huidige artikellid vervalt. Deze volzin zou echter overeenkomstige betekenis kunnen blijven houden voor de gevallen waarin een WOZ-beschikking op verzoek aan een nieuwe belanghebbende wordt gegeven. De Raad adviseert het voorstel op dit punt aan te passen.
Deelt u de mening van mevrouw Noordermeer Van Loo en de heer Van den Berg dat het verzoek van de erfgenamen (of de executeur namens hen) aan de gemeente voor een nieuwe WOZ-beschikking op grond van artikel 26 Wet WOZ niet aan een termijn is gebonden? Met andere woorden: moeten erfgenamen als de erflater eind december 2010 overleden is, vóór 1 januari 2011 om een nieuwe WOZ-beschikking verzoeken of kunnen zij dit nog doen op het moment dat de aangifte erfbelasting moet worden gedaan? Indien het verzoek altijd in het kalenderjaar van het overlijden gedaan moet worden, bent u dan bereid om erfgenamen een termijn van acht maanden, gelijk aan de aangiftetermijn in de Successiewet, te geven om te verzoeken om een nieuwe WOZ-beschikking?
Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
Conclusies van partijen
Beoordeling van het hoger beroep
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.