ECLI:NL:HR:2019:1626
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen het dagelijks bestuur van de Belasting samenwerking Gouwe-Rijnland. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 26 februari 2019, nummer BK-18/00621, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nummer SGR 17/3560). De belanghebbende had verzocht om een veroordeling in de proceskosten, maar de Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was omdat de partij die het beroep in cassatie had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het beroep of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Tevens zag de Hoge Raad geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is gewezen door vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 25 oktober 2019.