Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 24 december 2019
Dicu B.V.,
1. De Maatschap van Medisch Specialisten in het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis,
hierna te noemen: de Maatschap,
2. Stichting het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis,
hierna te noemen: het Ziekenhuis,
3. Stichting Curamare,
hierna te noemen: Curamare,
Het geding
De feiten
De Raad van Bestuur kan, na overleg met en advies van het Maatschapsbestuur, een Medisch Specialist (…) de toegang tot het Ziekenhuis ontzeggen, op grond van omstandigheden van zo ernstige aard of een vermoeden van zodanige aard dat aanwezigheid van die Medisch Specialist (…) in het Ziekenhuis niet langer kan worden geaccepteerd.
Voor akkoord” medeondertekend en teruggezonden.
geen toegang meer hebt tot de systemen. Er is sprake van omstandigheden van zo ernstige aard dat uw aanwezigheid in het ziekenhuis niet langer kan worden geaccepteerd.
te verklaren voor recht dat de toelatingsovereenkomst[het hof: de toetredingsovereenkomst]
als getekend op 15 november 2017 rechtsgeldig tot stand is gekomen en indien aan dit verzoek geen gevolg zal of kan worden gegeven:- te verklaren voor recht dat de herziene/aangepaste/gewijzigde toelatingsovereenkomt als getekend op 2 september 2018 rechtsgeldig tot stand is gekomen en indien aan dit verzoek geen gevolg zal of kan worden gegeven:- te verklaren voor recht dat in ieder geval een mondelinge toelatingsovereenkomst tot stand is gekomen;
opgelegde toegangsontzegging nietig is, in ieder geval dat de rechtsgevolgen van dit besluit in rechte niet in stand kunnen worden gelaten;
gedane opzegging nietig is, in ieder geval dat de rechtsgevolgen van dit besluit in rechte niet in stand kunnen worden gehouden;
te veroordelen tot betaling van:
in alle gevallen te veroordelen in de imagoschade die [naam 1] heeft geleden voor een bedrag ad € 255.000,-- (…), in ieder geval een bedrag dat het Scheidsgerecht in goede justitie moge bepalen;
in alle gevallen te veroordelen de door [naam 1] op te bouwen goodwill voor een bedrag ad € 204.000,-- (…), aan hem te vergoeden, in ieder geval een bedrag dat het Scheidsgerecht in goede justitie mag bepalen;
Het geschil en de vorderingen in eerste aanleg
Dicu heeft verder betoogd dat volgens haar diverse formele gebreken kleven aan het besluit van het Ziekenhuis tot toegangsontzegging en het besluit van de Maatschap tot opzegging van de maatschapsovereenkomst met haar. Daarnaast kan volgens Dicu in hetgeen door het Ziekenhuis en/of de Maatschap is omschreven geen reden worden gezien om tot opzegging van de maatschapsovereenkomst of de samenwerkingsovereenkomst te komen. Het hebben van kritiek op het functioneren van het bestuur kan volgens haar nooit worden aangemerkt als omstandigheden van zo ernstige aard of een vermoeden van zodanige aard dat aanwezigheid van [naam 1] in het Ziekenhuis niet langer kan worden geaccepteerd, zoals bedoeld in artikel 15 lid 1 van de samenwerkingsovereenkomst.
Ten aanzien van de vorderingen tegen Curamare heeft de voorzieningenrechter overwogen dat Dicu niets heeft gesteld over de noodzaak om ook Curamare, als bestuurder van het Ziekenhuis, te dagvaarden en over de grondslagen van haar vorderingen, voor zover die tegen Curamare zijn gericht. Dicu heeft geen omstandigheden gesteld in verband met bestuurdersaansprakelijkheid van Curamare.
Ten aanzien van de vorderingen tegen de Maatschap en het Ziekenhuis heeft de voorzieningenrechter - kort samengevat - overwogen dat niet aannemelijk is dat tussen Dicu en de Maatschap een toetredingsovereenkomst tot stand is gekomen. Nu het bestaan van de toetredingsovereenkomst de grondslag is voor (nagenoeg) alle vorderingen van Dicu, is er geen ruimte om te komen tot - in ieder geval - opheffing of schorsing van de toegangsontzegging. Voor zover daarover anders zou moeten worden geoordeeld heeft de voorzieningenrechter overwogen, onder aanhaling van verschillende feiten en omstandigheden die zich in de relatie tussen Dicu en het Ziekenhuis en de Maatschap hebben voorgedaan in de periode sinds het aantreden van [naam 1] , dat een belangenafweging in het nadeel van Dicu zou uitvallen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter (zwaar) meegewogen dat de veiligheid van patiënten en de kwaliteit van zorg in het geding kunnen komen als de personen die zorg moeten verlenen niet (goed) met elkaar kunnen samenwerken en/of communiceren.
De vorderingen in hoger beroep
De beoordeling van het hoger beroep
Niet relevant is of het bodemvonnis kracht van gewijsde heeft; als een rechtsmiddel tegen het vonnis is ingesteld, zoals in dit geval de vordering van Dicu bij het gerechtshof Amsterdam tot vernietiging van het arbitrale vonnis van het Scheidsgerecht van 15 april 2019, mag de kortgedingrechter de kans van slagen van het rechtsmiddel niet bij zijn voorlopig oordeel betrekken. Een uitzondering op dit uitgangspunt kan worden aanvaard als het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht, alsook indien sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter, ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen.