Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 17 december 2019
[appellant],
1. [geïntimeerde 1],
2. [geïntimeerde 2].,
3. [geïntimeerde 3],
[geïntimeerden],
Het geding
21 februari 2019 heeft plaatsgevonden. Van de comparitie van partijen is proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens heeft [appellant] bij memorie van grieven (met producties) elf grieven aangevoerd die door [geïntimeerden] bij memorie van antwoord (met producties) zijn bestreden. Partijen hebben arrest gevraagd.
Verdere beoordeling van het hoger beroep
[onderneming 1], [onderneming 2] en [geïntimeerde 1]. [geïntimeerde 3] is enig aandeelhouder en bestuurder van [geïntimeerde 2].
[onderneming 2] ongewijzigd zijn voortgezet door [geïntimeerde 1], die daartoe voorafgaand aan het faillissement van [onderneming 2] twee van de drie werknemers van de laatste heeft overgenomen.
grieven I tot en met VIIbetoogt [appellant] dat hij schade lijdt als gevolg van een onrechtmatige daad van [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 2]. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
[onderneming 2] structureel verlieslatend was, hoge schulden had en lange tijd financieel in leven werd gehouden door financiering van de andere groepsmaatschappijen. Daarbij wijzen zij op de als productie 3a en 3b overgelegde jaarstukken van [onderneming 2]. Daaraan hebben [geïntimeerden] toegevoegd dat op een redelijke termijn niet te verwachten viel dat de resultaten zouden verbeteren. Deze voorstelling van zaken is door [appellant] onvoldoende gemotiveerd weersproken. Op dit punt is van belang dat de stellingen van [geïntimeerden] over de financiële toestand van [onderneming 2] bevestiging vindt in genoemde stukken. Daar komt nog bij dat uit de onherroepelijk geworden faillissementsbeschikking volgt dat er meerdere schuldeisers waren en [onderneming 2] in de toestand verkeerde te hebben opgehouden met betalen. Om die reden verwerpt het hof de stelling dat er geen bedrijfseconomische redenen waren voor dit faillissement.
“feitelijke en financiële verwevenheid”van [onderneming 2] met de groepsvennootschappen, maar licht niet toe wat deze verwevenheid inhoudt en wat de relevantie daarvan is voor de vraag of er – kort gezegd – een werkelijke faillissementssituatie was. De enkele stelling dat er met deze vennootschappen een fiscale eenheid bestond is een onvoldoende onderbouwing.
grieven VIII tot en met XIstelt [appellant] dat de ondernemingsactiviteiten en de andere werknemers van [onderneming 2] voor haar faillissement zijn overgegaan naar [geïntimeerde 1]. Deze gang van zaken is volgens [appellant] een overgang van onderneming in de zin van art. 7:662 lid 2 BW, als gevolg waarvan hij rechtstreeks in dienst is getreden bij [geïntimeerde 1].
“een samenvatting [is] van wat ik heb gehoord van dhr. [geïntimeerde 3]. Ik heb naar waarheid opgetekend wat ik heb gehoord van hem, maar het is geen letterlijke verslag”. De curator heeft verder verklaard dat hem was gebleken
“dat op het moment van de faillietverklaring er al twee werknemers te werk waren gesteld bij een zustermaatschappij, maar ik wist niet hoe dat formeel geregeld was”.
art. 7:663 BW in dienst is getreden bij [geïntimeerde 1].
Beslissing
in zoverre opnieuw rechtdoende:
- verklaart voor recht dat [geïntimeerde 1] op grond van art. 7:663 BW de werkgever van [appellant] geworden is voorafgaand aan 16 oktober 2012, en gehouden is de loonbetalingsverplichtingen jegens [appellant] die zijn ontstaan in de periode voorafgaand aan en na 16 oktober 2012 na te komen;
- veroordeelt [geïntimeerde 1] aan [appellant] te betalen (1) een bedrag van € 25.605,68 bruto ter zake van loon over de periode van maart 2012 tot en met oktober 2012, (2) een bedrag van € 4.464,58 bruto ter zake van vakantietoeslag over de periode van juni 2011 tot en met oktober 2012, (3) een bedrag van € 3.282,78 bruto ter zake van de dertiende maand uitkering over 2011, (4) een bedrag van € 11.345,29 bruto ter zake van loon over de periode van november 2012 tot en met februari 2014, (5) al deze bedragen verhoogd met een wettelijke verhoging van 50%;
- compenseert de proceskosten van de eerste aanleg;
- bekrachtigt het vonnis voor het overige;
- compenseert de proceskosten in hoger beroep;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.