In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een coffeeshop-exploitant tegen een aanslag inkomstenbelasting en een vergrijpboete opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, die sinds 2009 een coffeeshop exploiteert, heeft in zijn aangifte voor het jaar 2013 een belastbaar inkomen van € 31.328 aangegeven, terwijl de Inspecteur op basis van een boekenonderzoek en waarnemingen ter plaatse tot de conclusie komt dat de werkelijke omzet aanzienlijk hoger is. De Inspecteur legt een aanslag op, berekend naar een belastbaar inkomen van € 814.512, en een vergrijpboete van € 156.390. De Rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, de aanslag verminderd tot € 597.608 en de boetebeschikking deels vernietigd. Het Hof oordeelt dat de omkering en verzwaring van de bewijslast terecht is toegepast, omdat de vereiste aangifte niet is gedaan. De belanghebbende heeft zelfstandigenaftrek geclaimd, terwijl hij niet voldeed aan het urencriterium. Het Hof bevestigt de omzetcorrectie van de Inspecteur en oordeelt dat deze niet onredelijk is. De boete wordt in stand gehouden voor zover deze betrekking heeft op de zelfstandigenaftrek, maar vernietigd voor het overige. Het Hof verklaart het principaal hoger beroep ongegrond en het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk.