In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag en een vergrijpboete die zijn opgelegd aan een belanghebbende die vanaf 2009 een coffeeshop exploiteerde. Tijdens een boekenonderzoek in 2014 en 2015 werd vastgesteld dat slechts ongeveer 25% van de werkelijke omzet in de administratie werd verantwoord. De Inspecteur legde daarop een navorderingsaanslag op voor het jaar 2009, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 788.216, en voegde hier een vergrijpboete van € 194.934 aan toe. De Rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, verminderde de navorderingsaanslag tot € 696.330 en vernietigde de boetebeschikking. Het Hof oordeelde dat de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing was, omdat de vereiste aangifte niet was gedaan. De belanghebbende had ten onrechte zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling geclaimd, terwijl zijn adviseur op de hoogte was van de onjuistheid van deze claims. Het Hof bevestigde de omzetcorrectie van de Inspecteur als niet onredelijk en oordeelde dat de navorderingsaanslag terecht was opgelegd. De boete werd vernietigd wegens het ontbreken van de vereiste informatie over opzet of grove schuld. Het principaal hoger beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, terwijl het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur niet-ontvankelijk werd verklaard.