ECLI:NL:GHDHA:2019:321
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- G.J. van Leijenhorst
- A.E. Sutorius-van Hees
- K. van Barneveld-Peters
- Rechtspraak.nl
Vernietiging omgangsregeling tussen vader en minderjarige; belangen van het kind
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de rechtbank Den Haag aangevochten waarin een voorlopige omgangsregeling was vastgesteld. De moeder stelde dat omgang met de vader in strijd was met de belangen van de minderjarige, gezien de problematische relatie tussen de ouders en de angsten die zowel zij als de minderjarige ervoeren. De vader, verweerder in hoger beroep, voerde aan dat omgang in het belang van de minderjarige was en dat hij recht had op contact met zijn kind.
Het hof heeft vastgesteld dat de vader de biologische vader is van de minderjarige en dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat, ondanks het feit dat de ouders niet samenwoonden. Het hof heeft echter ook rekening gehouden met de zorgen van de moeder en de impact van de omgang op de minderjarige, die nog zeer jong is en afhankelijk van de moeder. De moeder heeft aangegeven dat de omgang met de vader schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van de minderjarige, vooral gezien de angsten die zij en haar andere kind ervaren.
Na zorgvuldige overweging heeft het hof besloten de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat er voorlopig geen omgang tussen de vader en de minderjarige zal plaatsvinden. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke zaken. Deze uitspraak benadrukt het belang van de belangen van het kind in omgangsregelingen en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met situaties waarin er zorgen zijn over de veiligheid en het welzijn van minderjarigen.