ECLI:NL:GHDHA:2019:2457

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2019
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
200.224.975/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsongeval en zorgplicht werkgever met betrekking tot schadevergoeding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, betreft het een hoger beroep van Stichting Yulius tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De zaak draait om een arbeidsongeval waarbij een werknemer, die door een patiënt werd verwond, aanhoudende pijnklachten ervaart. De werknemer stelt dat de werkgever, Stichting Yulius, zijn zorgplicht heeft geschonden. Het hof heeft in een tussenarrest van 13 augustus 2019 de grieven in het principaal appel verworpen, maar de grief in het incidenteel appel gegrond verklaard. Het hof heeft besloten dat de schade niet voldoende kon worden vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens en heeft een comparitie van partijen gelast om nadere inlichtingen te verkrijgen en een schikking te beproeven. Echter, uit de ontvangen faxbrieven bleek dat er geen bereidheid was om constructief te overleggen over de schade, waardoor het hof besloot de comparitie niet door te laten gaan en een eindarrest te wijzen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter voor zover het ging om de vergoeding van buitengerechtelijke kosten, maar bekrachtigde de overige beslissingen. De proceskosten werden toegewezen aan de zijde van de werknemer. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.224.975/01
Zaaknummer rechtbank : 297028/ CV EXPL 12-2353

arrest van 24 september 2019

inzake

Stichting Yulius,

gevestigd te Dordrecht,
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: Yulius,
advocaat: mr. A.H.M. van Noort te Den Haag,
tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in het principaal appel,
eiser in het incidenteel appel,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A. Quispel te Oud-Beijerland.

Het geding

Voor het verloop van het geding verwijst het hof naar:
- zijn arrest van 13 augustus 2019 (hierna: het tussenarrest);
- de faxbrief van mr. Van Noort van 29 augustus 2019;
- de faxbrief van mr. Quispel van 5 september 2019;
- de faxbrief van mr. Van Noort van 6 september 2019.

De verdere beoordeling van het hoger beroep

1. Het hof handhaaft zijn overwegingen en beslissingen uit het tussenarrest. Zoals het hof heeft overwogen in r.o. 55 van het tussenarrest, falen de grieven in het principaal appel en slaagt de grief in het incidenteel appel.
2. Omdat het hof zich op grond van de voorhanden gegevens nog niet goed in staat achtte om de schade behoorlijk vast te stellen, heeft het bij het tussenarrest opnieuw een meervoudige comparitie van partijen bepaald, met als doel om nadere inlichtingen te verstrekken en tussen partijen een schikking te beproeven met betrekking tot de omvang van de schade. Daarbij heeft het hof overwogen dat indien door partijen, dan wel één van hen, aan het hof wordt bericht dat op een comparitie geen prijs wordt gesteld, de comparitie geen doorgang zal vinden en het hof een eindarrest zal wijzen en daarbij partijen naar de schadestaatprocedure zal verwijzen. Dit voorbehoud was hierdoor ingegeven, dat een eerder door het hof bepaalde comparitie na aanbrengen op verzoek van partijen geen doorgang had gevonden, dat de standpunten van partijen over de schade ver uiteen lagen en het debat over de schade ook na de memoriewisseling in hoger beroep nog onvoldoende was uitgekristalliseerd. Voor een vruchtbare behandeling ter comparitie acht het hof nodig dat bij beide partijen de bereidheid bestaat om over de verschillende schadeposten constructief te overleggen teneinde zo mogelijk een (gehele of gedeeltelijke) minnelijke regeling te bereiken.
3. Uit de na het tussenarrest van partijen ontvangen faxbrieven blijkt dat de zojuist bedoelde bereidheid niet bij beide partijen aanwezig is. Het hof zal daarom, zoals in het tussenarrest aangekondigd, de comparitie geen doorgang laten vinden en een eindarrest wijzen en daarbij partijen naar de schadestaatprocedure verwijzen.
4. Met betrekking tot de
incidentele griefheeft het hof in het tussenarrest beslist dat de kantonrechter ten onrechte de buitengerechtelijke kosten waarvan [geïntimeerde] vergoeding vordert, heeft getoetst aan het rapport BGK Integraal, althans het rapport Voorwerk II. Het hof zal daarom het eindvonnis van de kantonrechter vernietigen, voor zover daarbij aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 952,- is toegewezen. Nu de toewijsbaarheid van hetgeen [geïntimeerde] op dit punt vordert, mede kan afhangen van de totale omvang van de voor toewijzing in aanmerking komende schade, zal het hof ervan afzien de buitengerechtelijke kosten thans te begroten en zal [geïntimeerde] deze schadepost opnieuw aan de orde kunnen stellen in de schadestaatprocedure.
5. De slotsom is derhalve dat in het principaal appel de bestreden vonnissen zullen worden bekrachtigd en dat in het incidenteel appel het eindvonnis zal worden vernietigd, doch slechts voor zover Yulius daarin is veroordeeld tot betaling van € 952,- aan buitengerechtelijke kosten met wettelijke rente, en het eindvonnis voor het overige zal worden bekrachtigd. Hetgeen in hoger beroep meer of anders is gevorderd, zal worden afgewezen. Bij deze uitkomst past dat Yulius zowel in het principaal appel als in het incidenteel appel zal worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten zal het hof tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] in het principaal appel begroten op € 1.649,- voor verschotten (griffierecht) en € 3.161,- voor salaris advocaat (1 punt, tarief V liquidatietarief) en in het incidenteel arrest op € 379,50 voor salaris advocaat (0,5 punt, tarief I liquidatietarief).

Beslissing

Het hof
in het principaal appel:
- bekrachtigt de vonnissen, waarvan beroep;
- veroordeelt Yulius in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 1.649,- voor verschotten (griffierecht) en € 3.161,- voor salaris advocaat;
in het incidenteel appel:
- vernietigt het vonnis van 16 februari 2017 (zoals verbeterd bij beslissing van 20 april 2017), doch slechts voor zover Yulius daarin is veroordeeld tot betaling van € 952,- aan buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat deze schadepost aan de orde kan komen in de schadestaatprocedure;
- bekrachtigt het vonnis van 16 februari 2017 (zoals verbeterd bij beslissing van 20 april 2017) voor het overige;
- veroordeelt Yulius in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 379,50 voor salaris advocaat;
in het principaal appel en het incidenteel appel:
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.R. Salomons, P.M. Verbeek en M.D. Ruizeveld en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 september 2019 in aanwezigheid van de griffier.