Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 10 september 2019
[appellant] ,
AA Multiservice B.V.,
Het geding
De feiten en de procedure in eerste aanleg
Het was de bedoeling dat [appellant] en zijn vader na de overgang zouden gaan participeren in de bedrijfsactiviteiten van Multiservice. Insteek daarbij was steeds, zoals vermeld in door [appellant] opgestelde notulen van een vergadering van 29 juni 2008, dat zowel zijn vader als [appellant] zelf er in dat participatiemodel financieel niet op achteruit zouden gaan en dat er een persoonlijke holding zou worden opgezet om van daaruit te factureren. Voor [appellant] is in die notulen als uitgangspunt vermeld dat hij € 3.800,-- netto per maand ontving inclusief vakantiegeld.
“
Mijn complimenten vanmorgen trof ik het pand in zijn algemeenheid netter aan, echter zijn er toch nog een aantal werkplekken die niet helemaal worden bijgehouden als noodzakelijk voor onze uitstraling.Graag jullie medewerking in deze.[appellant] en [naam vader] , graag het hok achter volledig uitmesten.[naam 1] , ook graag via de achterzijde de toegang volledig afsluiten zodat via het bedrijfsbureau geen toegang tot magazijn meer kan worden verschaft.
“
Zakelijk vraagje …..Vrijdag staat salaris op de planning. Zowel [naam vader] als ik hebben nu 2000 euro vakantiegeld ontvangen. (ik Januari [naam vader] vd week)Volgens mijn berekening 8% vak geld over 5000 bruto …Hebben we nog tegoed 441 euro netto….Zou jij deze zowel naar mij als naar [naam vader] kunnen overmaken. Afgelopen week hebben wij een onverwachte operatie gehad aan 1 van onze honden en kunnen dat nu hard gebruiken. (..)”
.“(…) Uw gemachtigde, Mr. Roza-Verwijs heeft mij per email bericht dat u erkent dat u een, of meermalen gebruik heeft gemaakt van de aan u ter beschikking gestelde brandstofpas voor de aankoop van brandstof van uw privé auto. Zij stelt echter ter rechtvaardiging van uw handelen dat u dat heeft gedaan in overleg met de wagenparkbeheerder van cliënte en dat de heer [Y] van cliënte van deze handelwijze op de hoogte zou zijn. Overeengekomen zou zijn dat de bedragen waarvoor u, dan wel een derde, brandstof voor uw privéauto heeft gekocht zouden worden verrekend. Een en ander zou tevens zijn vastgelegd in de notulen van een bespreking die heeft plaatsgevonden op 29 juni jl. (…)Desgevraagd ontkent de wagenparkbeheerder dat u daartoe overleg met hem heeft gevoerd, en ontkent de heer [Y] dat hij van een en ander op de hoogte was. Uit de aan mij ter beschikking gestelde notulen die nota bene door u (in concept) zijn opgesteld, blijkt van een verrekening van deze bedragen niets.Cliënte stelt dan ook vast dat u zonder haar toestemming de aan u ter beschikking gestelde brandstofpas heeft gebruikt voor het tanken met uw privéauto, terwijl u wist dan wel behoorde te weten dat de brandstofpas u door cliënte ter beschikking is gesteld met het uitsluitende doel deze te gebruiken voor het tanken met de aan ter beschikking gestelde zakelijke auto.
De procedure en de beoordeling in hoger beroep
I. te verklaren voor recht dat er tussen [appellant] en Multiservice een arbeidsovereenkomst bestaat die niet door Multiservice is opgezegd;
II. Multiservice te veroordelen om aan [appellant] te betalen het overeengekomen salaris van € 3.500,-- netto per maand, vermeerderd met 8% vakantiegeld en overige emolumenten, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
subsidiair:I. het ontslag op staande voet te vernietigen;
II. Multiservice te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding (€ 24.896,80 netto), een billijke vergoeding (€ 40.000,-- netto) en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging groot vier maandsalarissen (€ 15.707,24 netto) alsmede het netto salaris over de periode van 1 augustus 2018 tot 12 september 2018 (€ 5.366,64 netto);
Feit is evenwel dat die persoonlijke holding op 1 juli 2016 niet bestond en dat [appellant] dus niet aan Multiservice ter beschikking is gesteld door een vennootschap die daarvoor betalingen ontving en die op haar beurt betalingen deed aan [appellant] . Aan Multiservice zijn ook geen facturen (met BTW) gezonden.
Multiservice voert aan dat de beoogde vennootschap, holding nieuw, uiteindelijk wel is opgericht en dat de in tussentijd aan [appellant] verrichte betalingen aangemerkt moeten worden als te zijner tijd te verrekenen voorschotten. Volgens haar zou “te zijner tijd worden verrekend met de vergoedingen die aan Mammoet holding verschuldigd zouden zijn in het licht van de (toekomstige) opdrachtovereenkomst met Mammoet holding BV”. Dit is ook zo uitgevoerd, want vanaf 1 januari 2018 zijn loonspecificaties opgesteld op naam van holding nieuw, ook al werd het voorschot nog steeds betaald door Multiservice en ook werden de aandelen in holding nieuw pas in augustus 2018 overgedragen aan [appellant] , aldus steeds Multiservice.
Multiserviceontving én dat met het enkele opmaken van die loonstroken de door Multiservice voorgestane verrekening nog niet is geëffectueerd. Bovendien is met [appellant] uiteindelijk geen overeenstemming bereikt over de beoogde samenwerking en ook dat staat aan het achteraf realiseren van de door Multiservice beoogde verrekening in de weg. Er zijn bovendien geen aanwijzingen waaruit kan volgen dat [appellant] , die onweersproken heeft gesteld dat hij niet is ingeschreven of functioneert als zzp’er, als zzp’er voor Multiservice aan de slag is gegaan. Het lijkt er veeleer op dat [appellant] aan de slag is gegaan zonder dat de onderlinge verhouding tussen [appellant] , Multiservice en een op te richten vennootschap was uitgekristalliseerd. Daarbij hebben zij getracht de problemen die zij daarbij tegen kwamen op ad hoc basis het hoofd te bieden. Multiserve haalt in dat verband bijvoorbeeld aan dat [appellant] niet over loonstroken beschikte die hij wel nodig had en die volgens Multiservice door Blue (tijdelijk? en voor een ander bedrag?) aan hem zouden zijn verstrekt. [appellant] ontkent overigens zodanige loonstroken te hebben ontvangen.
Het hof neemt verder in aanmerking dat [appellant] voor het overige op dezelfde wijze werd behandeld als werknemers van Multiservice. Hij nam deel aan de voor alle medewerkers geldende vakantie-app waarin afwezigheid wordt geregistreerd, en werd doorbetaald tijdens ziekte. Niet weersproken is dat [appellant] 220 vakantie-uren per jaar genoot. Niet gebleken is dat [appellant] zijn werkzaamheden als zelfstandige verrichtte met slechts een beperkte bemoeienis van [X] . Integendeel, uit de e-mail van 11 december 2017 van [X] die aan verschillende werknemers van Multiservice is gericht lijkt te volgen dat [appellant] (mede) de opruimwerkzaamheden voor zijn rekening moet nemen (“het hok uitmesten”) en moet zorgdragen dat hij op de afgesproken tijden in het pand aanwezig is (vgl. rov. 1.7.)
Het voorgaande houdt in dat de eerste grief slaagt en dat het hof er in het navolgende van uit gaat dat tussen [appellant] een arbeidsovereenkomst bestaat, althans destijds heeft bestaan.
Ontslag op staande voet
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de brief onmiskenbaar dat de arbeidsovereenkomst wordt opgezegd wegens het bestaan van een dringende reden. Er staat immers, nadat het kader voor de opzegging uiteen is gezet, uitdrukkelijk dat, voor zover er een arbeidsovereenkomst bestaat, deze “met ingang van heden” is beëindigd. Dat [appellant] dat ook zo heeft begrepen is evident uit zijn opstelling in eerste aanleg waarin hij primair onder meer de vernietiging van het hem gegeven ontslag op staande voet heeft verzocht. Daarmee verdraagt zich niet, althans niet zonder een deugdelijke onderbouwing die ontbreekt, een opstelling achteraf dat hij het niet zo heeft moeten/mogen begrijpen. Uitgangspunt voor de verdere beoordeling is dus dat de arbeidsovereenkomst is opgezegd en geëindigd is op 12 september 2018. Dat betekent dat de primaire verzoeken in hoger beroep die er van uitgaan dat niet is opgezegd, niet meer ter beoordeling staan. De opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft de kantonrechter nadien niet vernietigd.
rechtsgeldigontslag op staande voet. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet als bedoeld in de artikelen 7:677 BW en 7:678 BW stelt het hof het volgende voorop. Het ontslag op staande voet is een ultimum remedium, dat, gelet op de verstrekkende gevolgen ervan, slechts bij uitzondering mag worden gegeven. Bij de beoordeling van de vraag óf van een zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Verder rust op Multiservice als werknemer de stelplicht en de bewijslast van het bestaan en de dringendheid van de ontslagreden.
Het hof oordeelt dat er in die gegeven omstandigheden geen sprake was van een dringende reden voor een ontslag op staande voet.
Datum in dienst
Salaris
billijke vergoeding
vergoeding wegens onregelmatige opzegging
salaris over de periode van 1 augustus 2018 tot 12 september 2018
Slotsom
Beslissing
opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt Multiservice om aan [appellant] te voldoen een billijke vergoeding ex artikel 7:683 BW van € 14.500,-- bruto;
- veroordeelt Multiservice om aan [appellant] te voldoen een bruto bedrag van € 23.200,-- als gefixeerde schadevergoeding in de zin van artikel 7:672 lid 9 BW;
- veroordeelt Multiservice te voldoen de wettelijke transitievergoeding ex artikel 7:673 lid 1 BW met inachtneming van de onder rov. 22 vermelde uitgangspunten;
- veroordeelt Multiservice om aan [appellant] te voldoen het loon en vakantiegeld over de periode van 1 augustus tot 13 september 2018 berekend op basis van de in rov. 23 vermelde uitgangspunten (tot een maximum van € 5.366,64 netto);
- veroordeelt Multiservice in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellant] tot heden begroot op € 79,-- aan griffierecht en € 400,-- aan salaris gemachtigde;
- veroordeelt Multiservice in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot heden begroot op € 741,-- aan griffierecht en € 3.918,-- aan salaris advocaat;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.