Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
1.Het verloop van het geding
2.Inleiding op het hoger beroep
line sharing). Het was de alternatieve aanbieders erom te doen dat zij via het aansluitnetwerk van KPN internettoegang aan hun klanten konden leveren, terwijl over datzelfde netwerk separaat (door KPN) vaste telefonie kon worden blijven geleverd. KPN is met de marktpartijen in overleg getreden of en zo ja, op welke wijze, dit zou kunnen en moeten worden bewerkstelligd.
- a)
- b)
zaakschade, waarbij de vergoedingsplicht is beperkt tot een maximum van € 907.560,43 per gebeurtenis, en tot ten hoogste een bedrag van € 2.268.901 per kalenderjaar;
schade ten gevolge van dood of lichamelijk letsel, waarbij de vergoedingsplicht is beperkt tot een maximum van € 907.560,43 per gebeurtenis;
schade als gevolg van een handelen in strijd met de artikel 374, 374bis en 375 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de vergoedingsplicht is beperkt tot een maximum van € 907.560,43 per gebeurtenis.:
Service Level Agreement service & instandhoudingtussen partijen in werking getreden.
Letter of Intent(hierna ook: LOI) gesloten over een veelheid van geschillen, waaronder (voor zover hier relevant) de verschuldigdheid van de boetes op grond van de MDF-overeenkomsten. Ter zake van deze boetes in de periode 2002-2006 hebben partijen een regeling getroffen. Partijen hebben elkaar finale kwijting verleend ter zake van “all issues concerning services provided under or in relation to Interconnect- and MDF agreements between Parties”, met dien verstande dat partijen “acknowledge that from both sides outstanding issues remain. These issues have not been brought up in the settlement discussions and are therefore no part of this LOI.”
3.Beoordeling van het hoger beroep - Inleiding
grief 2 in incidenteel appelstelt Tele2 de maatstaf voor stuiting aan de orde. Hierover overweegt het hof als volgt. Op grond van art. 3:317 BW wordt de verjaring gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Bij de beoordeling of een mededeling aan deze eisen voldoet, dient niet alleen te worden gelet op de formulering daarvan, maar ook op de context waarin de mededeling is gedaan en op de overige omstandigheden van het geval. Onder omstandigheden kan betekenis toekomen aan de verdere correspondentie tussen partijen. Ook feiten en omstandigheden die nadien hebben plaatsgevonden kunnen medebepalend zijn voor de uitleg van de mededeling. Aan de mededeling die aan de schuldenaar wordt gedaan mag niet de eis worden gesteld dat deze de vordering waarvoor de schuldeiser zich het recht op nakoming voorbehoudt, nauwkeurig omschrijft met aanwijzing van de correcte juridische grondslag daarvoor. Wel is voor een voldoende duidelijke waarschuwing noodzakelijk dat het voor de schuldenaar kenbaar is welke vordering is bedoeld. Daartoe is in ieder geval vereist dat de vordering zodanig is omschreven dat de schuldenaar daaruit kan begrijpen welk recht op nakoming wordt voorbehouden en waartegen hij zich dus eventueel heeft te verweren. Het hof zal bij de beoordeling van het beroep op stuiting van de verjaring deze maatstaf aanhouden. Het kan dan verder in het midden blijven of de rechtbank de juiste maatstaf heeft gehanteerd.
grief 6 in incidenteel appelheeft Tele2 aangevoerd dat zij een zelfstandig belang heeft bij de beoordeling van de vordering, ook voor zover deze is verjaard.
4.Geschilperiode 1 (begin 2000 tot 1 september 2001)
Grief 1 in incidenteel appelis gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Tele2’s vordering over de periode 1 januari tot 1 juli 2000 wel is verjaard. De
grieven 3 tot en met 5 in incidenteel appelzien (in overwegende mate) op het eerste tussenvonnis, en zijn niet rechtstreeks relevant voor de vraag of de vordering van Tele2 – zoals deze na de eiswijziging na het eerste tussenvonnis is komen te luiden – is verjaard. Het hof zal deze grieven dan ook niet afzonderlijk bespreken.
brief van 29 juni 2000is een “side letter” bij MDF 2000 (zie hiervoor onder 2.1 (ii)). Tele2 klaagt in deze brief over de wijze waarop MDF 2000 tot stand is gekomen en over de onwil van KPN om te onderhandelen over de contractsvoorwaarden. Tele2 schrijft dat zij bereid was MDF 2000 te ondertekenen om te voorkomen dat KPN de dienstverlening zou staken. Zij behoudt zich echter het recht voor de overeenkomst aan de bevoegde instantie voor te leggen. Ook stelt zij KPN aansprakelijk stelt voor alle te lijden en geleden schade. Tele2 heeft haar belangrijkste bezwaren tegen de handelwijze in de brief samengevat, waaronder haar bezwaar dat KPN gedurende de contractsbesprekingen heeft geweigerd gedeelde toegang aan te bieden en vooralsnog geen aanbod heeft gedaan.
brief van 2 april 2002(zie hiervoor onder 2.1 (xiv)) dateert van vlak na het sluiten van MDF 2002 en SLA ordering & levering. De levering van gedeelde toegang had op dat moment al een aanvang genomen, namelijk vanaf 1 september 2001.
de brief van 8 mei 2002(zie hiervoor onder rov. 2.1 (xv)). Deze brief gaat, naar het oordeel van het hof, over de wijze waarop KPN uitvoering gaf aan haar verplichting om gedeelde toegang te leveren, en niet over haar aanvankelijke weigering om deze dienst aan te bieden, laat staan dat KPN uit deze brief, in samenhang met de brief van 2 april 2002, heeft moeten begrijpen dat Tele2 de verjaring van haar vordering over de periode januari tot juli 2000 wilde stuiten. Voor de vraag of de verjaring van de vordering die is gebaseerd op het eerste verwijt is gestuit, legt deze brief dus geen gewicht in de schaal.
brief van 2 april 2007refereert aan de brief van (naar het hof begrijpt:) 2 april 2002 en is zonder meer aan te merken als een stuitingshandeling. De
brief van 18 december 2007(zie hiervoor onder rov. 2.1 (xxii)) refereert aan de brief van 2 april 2007 en is eveneens aan te merken als stuitingshandeling. In de
brief van 2 april 2012refereert Tele2 aan de brieven van 2 april 2002 en 2 april 2007. Ook deze brief moet worden aangemerkt als een stuitingsbrief.
redelijkverzoek om gedeelde toegang. Daarin ligt besloten dat Tele2 niet kan verlangen dat de toegang op stel en sprong wordt verleend. Het hof acht aannemelijk dat er enige tijd benodigd is alvorens KPN redelijkerwijs een verzoek om gedeelde toegang kan honoreren. Dit betekent echter nog niet dat de periode van vijftien maanden (namelijk tot 1 september 2001) die KPN stelt nodig gehad te hebben, redelijk is. KPN stelt weliswaar dat de levering van gedeelde toegang niet (in betekenisvolle mate) eerder dan 1 september 2001 had kunnen plaatsvinden”, maar onderbouwt die stelling niet voldoende concreet. Het hof is van oordeel dat in het onderhavige geval de redelijke termijn (ruimschoots) is verstreken, maar laat – in ieder geval in dit stadium van de procedure in het midden – welke termijn KPN redelijkerwijs gegund moet worden om aan het verzoek te voldoen. KPN handelt dus onrechtmatig vanaf het moment dat de redelijke termijn waarbinnen zij diende te voldoen aan het verzoek van Tele2 om haar gedeelde toegang te verstrekken, was verstreken.
onder gelijke voorwaardenals KPN (althans een dochtermaatschappij van KPN) zelf. Tele2 voert in dit verband aan dat KPN sinds 1 juni 2000 vanuit haar Business Unit “Internet Protocol Services (BU IPS) de Mxstream-dienst aanbiedt. Dit is een op DSL-technologie gebaseerde netwerktoegangsdienst, die – evenals de door Tele2 gewenste gedeelde toegang – gebruik maakt van het laagfrequente spectrum op de aansluitlijnen. De Mxstream-dienst is een vorm van gedeelde toegang, aldus Tele2.
obiter dictumomdat zij niet ten grondslag liggen aan enig onderdeel van het dictum. Het discriminatoir handelen was namelijk al enige maanden eerder geëindigd. KPN stelt dat zij de onjuistheid van het
obiter dictumniet in beroep heeft kunnen laten vaststellen. Naar het hof begrijpt, zou daarom volgens KPN geen doorslaggevende betekenis aan het hiervoor geciteerde oordeel van OPTA mogen worden gehecht.
Grief 15 in principaal appelis grotendeels ongegrond is, terwijl
grief 11 in incidenteel appelgegrond is.
grieven 6 en 7 in principaal appelaf, voor zover het gaat om geschilperiode 1.
grieven 9-12 in principaal appelaf, voor zover het gaat om geschilperiode 1.
Grief 9 in incidenteel appelis gegrond.
grief 8 in principaal appelvoert KPN aan dat partijen hebben beoogd een finale regeling te treffen voor alle geschillen met betrekking tot (de kwaliteit van) KPN’s dienstverlening. De LOI bepaalt in art. 9:
grief 13 in incidenteel beroeptoegelicht dat voor de berekening van de schade de volgende drie aspecten van belang zijn:
- De omvang van de breedbandmarkt. Daarbij kan schadeberekening worden gebaseerd op (i) de totale omvang van de breedbandmarkt zoals die zich in werkelijkheid heeft voorgedaan (“historische marktgroei”) of (ii) de hypothetische markt zonder normschending, die volgens Tele2 sneller zou zijn gegroeid (“versnelde marktgroei”).
- Het marktaandeel dat Tele2 zou hebben gehad. Tele2 onderscheidt hier een aantal mogelijkheden:
grief 6 in principaal appel, onder D). Die (deel)grief is ongegrond, omdat Tele2 (in ieder geval) in hoger beroep haar eis nog mag vermeerderen
- Bij het begroten van de schade is uitgangspunt dat Tele2 zich met betrekking tot de periode van 1 juli 2000 tot en met januari 2003 kan beroepen op belemmeringen in haar groeimogelijkheden als gevolg van de wanprestatie van KPN.
- De omvang van schade kan niet nauwkeurig worden vastgesteld omdat daarbij betrokken moet worden welk marktaandeel Tele2 zou hebben kunnen krijgen als KPN wel aan haar non-discriminatieverplichting had voldaan. De schade zal moeten worden begroot met in achtneming van de goede en de kwade kansen en zal zo nodig moeten worden geschat.
- De rechtbank gaat uit van de volgende misgelopen marges per aansluiting per maand: in 2000: € 20,52; in 2001: € 20,52; in 2002: € 21,22; in 2003: € 24,57; in 2004: € 24,91; in 2005: € 24,99; in 2006: € 25,08
- De door Tele2 genoemde marktaandelen van 7,5% en 5,3% acht de rechtbank vooralsnog geheel speculatief van aard, respectievelijk een niet hanteerbaar aanknopingspunt.
- De rechtbank acht vooralsnog aannemelijk dat Tele2 in de periode van 1 juli 2000 tot en met januari 2003 in elk geval een marktaandeel van 4,4% had kunnen behalen. Of Tele2 een groter marktaandeel zou kunnen behalen, is afhankelijk van een groot aantal factoren. De rechtbank kondigt aan dat zij een deskundige zal benoemen die een oordeel kan geven over de vraag welk marktaandeel Tele2 had kunnen behalen als zij in de periode van 1 juli 2000 tot en met januari 2003 geen belemmering als gevolg van de wanprestatie van KPN had ondervonden bij het werven van klanten voor haar ADSL-breedbanddiensten.
- Er dient nog partijdebat plaats te vinden over de volgende punten/vragen:
grief 17 in principaal appelaan dat een marktaandeel van 4,4% om diverse redenen niet realistisch is. Met
grief 14 en 15 in incidenteel appelklaagt Tele2 dat de rechtbank vooralsnog de hypothetische marktaandelen van 5,3% en 7,5% heeft verworpen als speculatief en te hypothetisch. (Tele2 heeft grief 15 abusievelijk ook genummerd als grief 14).
diemarkt zou zijn geweest. Bij de beantwoording van die vraag zal de deskundige rekening moeten houden met de feiten en omstandigheden die partijen naar voren hebben gebracht in verband met grief 17 in principaal appel en de grieven 14 en 15 in incidenteel appel, alsmede de stellingen in eerste aanleg die betrekking hebben op het marktaandeel. Dit betreft in ieder geval de mogelijkheden voor Tele2 om inbelklanten om te zetten in breedbandklanten, de eventuele financiële beperkingen van Tele2 om tot een snelle(re) uitrol van haar ADSL-netwerk te komen en de invloed van andere nieuwe toetreders op het aandeel van Tele2 in de markt.
grief 16 in principaal appel, onder E heeft KPN aangevoerd dat Tele2 in haar schadeberekening ten onrechte (ook) de marge meeneemt die Zon Nederland N.V. (hierna: Zon) is misgelopen als gevolg van de normschending. Zon was een zelfstandige rechtspersoon, waarin Tele2 destijds een deelneming van circa 90% had. Op 31 december 2014 is Zon met Tele2 gefuseerd. Zon bood in de geschilperiode via een door Tele2 verzorgde breedbandnetwerktoegangsdienst internettoegangsdiensten aan consumenten aan. Tele2 ontving daarvoor een vergoeding van Zon en Zon ontving op haar beurt een vergoeding van de consument (gemiddeld € 35,- per maand). KPN voert aan dat Tele2 ten onrechte de door Zon bij de consument in rekening gebrachte abonnementsprijs als uitgangspunt neemt bij de berekening van haar schade. Volgens KPN heeft Tele2 enkel recht op de misgelopen marge die zij van Zon ontving.
grief 18 in principaal appelonder vii e.v. Nu de rechtbank over deze punten nog geen oordeel heeft gegeven, zal het hof thans ook in het midden laten hoe het hierover oordeelt. Dit neemt niet weg dat denkbaar is dat het dienstig zou kunnen zijn dat ook over deze punten vragen aan de te benoemen deskundige worden gesteld. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich hierover bij memorie nader uit te laten.
Grief 19 in principaal appel– waarin wordt betoogd dat een dergelijk deskundigenbericht niet zou moeten worden gelast – faalt derhalve. Dat geldt niet voor
grief 20 in principaal appel. In die grief voert KPN terecht aan dat op grond van de hoofdregel van art. 195, tweede zin, Rv het voorschot moet worden betaald door de eisende partij, dat wil zeggen door Tele2. Het hof ziet onvoldoende aanleiding om van deze hoofdregel af te wijken. De enkele omstandigheid dat KPN onrechtmatig jegens Tele2 heeft gehandeld en daarom schadeplichtig is, is niet voldoende om een uitzondering op de hoofdregel aan te nemen.
5.Geschilperiode 2 (1 september 2001 – 1 september 2002)
brief van 2 april 2002wordt hierover geklaagd (zie hiervoor onder rov. 2.1 (xiv)). Deze brief betreft de “escalaties van leveringen van MDF access services”. Tele2 schrijft dat zij al een jaar met KPN in gesprek is over een verbetering in het leveringsproces, maar dat dit niet heeft geleid tot waarneembare verbetering:
brieven van 2 april 2007 en 2 april 2012(zie hiervoor onder rov. 2.1 (xx) en (xxiii)).
brief van 2 april 2002niet over dit probleem wordt geklaagd. In de
brief van 18 december 2007is een dergelijke klacht wel te lezen. Tele2 refereert in die brief namelijk aan de uitspraak van 13 september 2007 van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (zie hiervoor rov. 2.1 (xxi)) en houdt KPN aansprakelijk voor het discriminatoir handelen dat het College in die uitspraak heeft vastgesteld. De zaak die aan het College was voorgelegd zag op een verwijt van OPTA aan het adres van KPN dat KPN aan een van haar eigen business units (BU IPS) toegang bood tot een aantal informatiesystemen (waaronder KANVAS), maar aan andere aanbieders (waaronder Tele2) niet. OPTA beschouwde dit als discriminatoir handelen in de zin van de Telecommunicatiewet. OPTA heeft KPN daarom op 18 december 2002 een boeterapport toegezonden en op 11 maart 2003 een boete opgelegd. Het daarop ontstane geschil is uiteindelijk voorgelegd aan het College. Het College was van oordeel dat KPN in strijd handelde met haar verplichting om haar ontbundelde toegangsdiensten op non-discriminatoire wijze aan te bieden aan andere aanbieders.
grief 1 in principaal appelklaagt KPN hierover. Zij voert aan dat Tele2 veel eerder met de omstreden gedragingen van KPN bekend was. Meer in het bijzonder beroept KPN zich op:
preciesovereen met de bij KPN geregistreerde gegevens, dan wees KPN de order af. Tele2 vermoedde dat Mxstream niet met dit probleem te kampen had en heeft om die reden een proefaanmelding bij Mxstream gedaan op basis van een gefingeerde naam bij een bestaand adres. Hoewel er een verkeerde contractantnaam was opgegeven, kon de aanvraag volgens Tele2 toch zonder problemen worden verwerkt. Tele2 schrijft daarover in haar conclusie van repliek (nr. 92): “OPTA heeft later vastgesteld dat de eigen
business unitvan KPN die breedband internet aan consumenten verkocht een wezenlijk bevoordeelde positie genoot ten opzichte van marktpartijen.”
de brief van 2 april 2002wordt – als gezegd – de verjaring van de vordering die is gebaseerd op deelverwijt b (de te trage afhandeling van orders) gestuit. Ook heeft Tele2 in die brief haar ongenoegen geuit over het feit dat zij (te) lang heeft moeten wachten tot KPN gedeelde toegang ter beschikking stelde aan de overige marktpartijen. Het hof heeft op grond hiervan geconcludeerd dat Tele2 de verjaring van de vordering ter zake van geschilperiode 1 (vanaf 1 juli 2000) is gestuit (zie rov. 4.2-4.14). Naar het oordeel van het hof bevat de brief van 2 april 2002 geen (voldoende) duidelijk verwijt dat de dienstverlening van KPN in geschilperiode 2 zo gebrekkig is dat Tele2
om die redenin wezen niet geen functionele en afneembare toegang is verschaft. De brief van 2 april 2002 vermeldt in dit verband enkel:
- Termijn waarbinnen wordt gereageerd op verzoeken om diensten en faciliteiten, overeenkomsten inzake het niveau van de dienst, procedures om gebreken te verhelpen en om terug te keren naar het gangbare niveau van dienstverlening en parameters voor de kwaliteit van de dienstverlening.
- Standaardcontract, inclusief – voor zover van toepassing – vergoeding voor laattijdigheid.
- Tarieven of tariferingsformules: voor elk van bovengenoemde aspecten, functies en faciliteiten.
service levelsvoor de dienstverlening. Zij wijst erop dat MDF 2000 ook al
service levelsbevatte en dat in art. 1.2 van de pilotovereenkomst MDF 2000 van overeenkomstige toepassing is verklaard. Volgens KPN is de pilotovereenkomst feitelijk voortgezet na afloop van de pilotperiode. Om die reden is – aldus KPN – MDF 2000 ook na 1 september 2001 is blijven gelden voor de gedeelde toegang, tot het moment waarop MDF 2002 in werking is getreden.
Grief 10 in incidenteel appel– waarin een en ander aan de orde komt – heeft succes.
grieven 6 en 7 in principaal appelzien op deze kwestie. In de toelichting op deze grieven klaagt KPN dat de rechtbank te veel gewicht heeft toegekend aan de taalkundige betekenis van de SLA en de context waarin de boetebedingen zijn overeengekomen, uit het oog heeft verloren.
in bijzondere gevallen een aanvullende schadevergoeding mogelijk te maken. Van het in het tweede lid bepaalde kunnen partijen op verschillende wijzen afwijken. Zo kunnen zij bedingen, dat de schuldeiser de keuze heeft tussen de wettelijke schadevergoeding en de boete. Ook kunnen zij bedingen, dat de schuldeiser recht heeft zowel op de boete als op de wettelijke schadevergoeding. Uiteraard zal in het laatste geval de boete eerder voor vermindering krachtens artikel 18 lid 1 in aanmerking komen. Tenslotte sluit het tweede lid ook niet uit dat onderscheid wordt gemaakt tussen de vergoeding van vertragingsschade als bedoeld in artikel 6 enerzijds en schadevergoeding die in de plaats van de verschuldigde prestatie treedt (artikelen 1, 11 en 12) anderzijds; partijen kunnen dus b.v. bedingen dat de boete in de plaats treedt van de vergoeding van vertragingsschade ingeval nakoming wordt gevorderd, maar dat boete en vervangende schadevergoeding wel tegelijk kunnen worden gevorderd.
grief 8 in principaal appelheeft KPN betoogd dat de finale kwijting die is opgenomen in de Letter of Intent van 29 september 2006 (LOI) in de weg staat aan toewijzing van schadevergoeding. Het hof verwijst naar het in rov. 4.36 opgenomen citaat van de desbetreffende bepaling.
6.Geschilperiode 3 (1 september 2001 tot 1 september 2003)
7.Slotsom
geschilperiode 1geldt dat de vordering die is gebaseerd op het niet verlenen van gedeelde toegang, is verjaard voor zover die betrekking heeft op de periode 1 januari 2000 tot 1 juli 2000. De vordering over de periode 1 juli 2000 tot 1 september 2001 is niet verjaard. Het hof is tot het oordeel gekomen dat KPN over die periode onrechtmatig heeft gehandeld door niet (binnen een redelijke termijn) te voldoen aan het verzoek tot gedeelde toegang en door discriminatoir te handelen. KPN’s beroep op boetebedingen, exoneratieclausules en de Letter of Intent hebben geen succes. Wel ziet het hof ter zake van de schadeberekening vooralsnog aanleiding om de aan de deskundige voor te leggen kwesties uit te breiden. Mede met het oog daarop zal aan partijen de gelegenheid worden gegeven zich uit te laten over:
geschilperiode 2geldt dat de vordering die is gebaseerd op het brede verwijt van Tele2 dat haar in feite in deze geschilperiode geen bruikbare gedeelde toegang is verstrekt, is verjaard. Ook de vorderingen die zijn gebaseerd op de deelverwijten a, c en d zijn verjaard. Ter zake van de vordering op grond van deelverwijt b geldt dat Tele2 deze vordering tijdig heeft gestuit. Het hof heeft vastgesteld dat deelverwijt b hout snijdt en dat KPN mogelijk onrechtmatig heeft gehandeld door in geschilperiode 2 niet voldoende voortvarend de orders van Tele2 af te handelen, en mogelijk ook toerekenbaar tekort is geschoten. Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen hun desbetreffende stellingen nader toe te lichten (vgl. rov. 5.22 en 5.27). Voor de periode 1 april 2002 tot 1 september 2002 slaagt echter het verweer van KPN dat de verschuldigde boetes in de plaats komen van een eventuele vordering tot schadevergoeding. Voor de periode 1 september 2001 tot 1 april 2002 gaat dit verweer niet op. KPN komt ter zake van laatstgenoemde periode ook geen beroep toe op de finale kwijting in de LOI, op rechtsverwerking of op een exoneratiebeding. Tele2 zal in de gelegenheid worden gesteld nader toelichten en te onderbouwen (i) dat zij als gevolg van het niet voortvarend afhandelen van orders schade heeft geleden en (ii) wat de omvang van die schade is (rov. 5.48).
geschilperiode 3geldt dat de vordering is verjaard.