Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Rolnummer rechtbank : 5285693 \ CV EXPL 16-4498
Arrest van 18 juni 2019
[appellant] ,
[geïntimeerde] h.o.d.n. [handelsnaam] ,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Zoals vandaag telefonisch afgesproken, stuur ik je hierbij mijn plannen voor de overdracht van mijn huurcontract:per 1 januari 2016 wil ik mijn zaak laten overnemen. Ik heb een partij gevonden die een schoonheidssalon wil doorzetten maar ze willen wel na einde contract januari 2017 ook blijven zitten. (…)” De inhoud van deze e-mail is niet in geschil.
Geachte heer [Y] ,Met dit schrijven wil ik u laten weten dat ik een deel van de huur van Januari 2016 niet heb betaald. Ik probeer al sinds september 2015 met jullie een indeplaatsstelling te regelen die zou ingaan per 1 januari 2016. Ik heb u hierover meerdere keren telefonisch en (per email) gesproken (…).Op 7 oktober 2015 heb ik tevens een aangetekende brief en een brief per post gestuurd aan de heer [appellant] , waarin ik de noodzaak van de indeplaatsstelling heb uitgelegd. (…) heb ik ook nooit een reactie van gehad.(…) Tot mijn spijt heeft u nooit gereageerd op mijn telefoontjes en brieven. Ik ben dan ook genoodzaakt om de tweede week van februari de winkelruimte te ontruimen en mijn huurcontract per 15 februari 2016 met u te ontbinden. (…)”
Zojuist is mevrouw [C] bij ons geweest. Ze heeft aangegeven het pand eventueel te willen gaan huren. Echter heeft u nog een huurcontract en een betalings achterstand, we kunnen pas verder met [C] op het moment dat met u alles is afgerond. (…)”
“
Wij zijn bereid u te helpen d.m.v. het accepteren van een nieuwe huurder, echter (…)De potentiële nieuwe huurder dient solvabel te zijn en een goed dossier te hebben. De potentiële nieuwe huurder zal gecheckt bij ons worden op kredietwaardigheid (…) dient 3 maanden borg te voldoen en aan te kunnen tonen dat zij over genoeg financiële middelen beschikt (…)Uw achterstand dient ingelopen te zijn, voordat wij de voorgedragen kandidaat gaan onderzoeken (…)”
De kantonrechter heeft ten aanzien van de huurachterstand het volgende geoordeeld. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen er onder bijzondere – door [geïntimeerde] te stellen – omstandigheden aan in de weg staan dat [appellant] met succes volledige nakoming van de verbintenis tot huurbetaling vordert. Die bijzondere omstandigheden zijn aanwezig. [appellant] heeft, hoewel [geïntimeerde] het gehuurde heeft ontruimd, niet ingestemd met tussentijdse beëindiging van de huurovereenkomst, terwijl hij tegelijk herhaaldelijk de weg heeft geblokkeerd om een andere huurder in haar plaats te stellen. De beweerde afwezigheid van kredietwaardigheid van de voorgedragen kandidaten heeft hij niet vastgesteld en zelfs niet willen onderzoeken. [appellant] is, zonder verklaring en ondanks [geïntimeerde] ’s herhaalde mededeling dat zij daartoe geen financiële middelen bezat, blijven volharden in de eis dat [geïntimeerde] eerst de huurachterstand moest voldoen, zodat de huurachterstand verder opliep en de mogelijkheid om langs andere weg huurpenningen voor het gehuurde te ontvangen bewust is afgesneden. Voorts is het gehuurde tegen een lagere huurprijs in de verhuur gezet waarbij de nieuwe huurder het (toen reeds 7 maanden ontruimde) pand direct kon betrekken. [appellant] heeft zich zo onvoldoende ingespannen om de nadelige gevolgen te beperken. Aan [appellant] komt daarom geen onverkorte aanspraak toe op nakoming van de verbintenis van [geïntimeerde] tot betaling van het volledige bedrag aan huurtermijnen, aldus nog steeds de kantonrechter.
grief 1opgekomen tegen de vermelding door de kantonrechter dat hij voorafgaande aan en ter voorbereiding van de comparitie drie producties heeft overgelegd. Tussen partijen staat vast dat niet [appellant] , maar [geïntimeerde] deze producties heeft overgelegd en dat blijkt ook uit het begeleidende bericht van haar advocaat. De grief is gegrond en behoeft geen verdere bespreking.
grief 2heeft [appellant] zich gekeerd tegen de vaststelling door de kantonrechter dat [geïntimeerde] in haar brief van 6 oktober 2015 aan [appellant] heeft geschreven dat zij twee kandidaten zou hebben gevonden die haar onderneming willen overnemen. Er was volgens [appellant] niets geschreven over overname van de onderneming, maar alleen over overname van het huurcontract. Het hof heeft dit feit hiervoor onder 2.7 zelf vastgesteld. De grief behoeft verder geen bespreking.
grief 5komt [appellant] op tegen niet-ontvankelijkverklaring in zijn vordering betreffende de huurpenningen vanaf 1 oktober 2016. Hij heeft aangevoerd dat hij met Blue Residential heeft afgesproken dat hij de inning van de huurpenningen over de resterende contractsperiode voor zijn rekening zou nemen.
grieven 3 en 6opgekomen tegen het oordeel van de kantonrechter dat hij op basis van redelijkheid en billijkheid geen volledige nakoming van de verbintenis tot huurbetaling kan vorderen. Hij heeft daartoe onder
grief 3aangevoerd dat het niet aan hem was om te reageren op een voordracht van kandidaten. Indien [geïntimeerde] meende dat haar de indeplaatsstelling niet mocht worden onthouden, had zij in rechte een indeplaatsstelling moeten afdwingen op basis van artikel 7:307 BW, aldus [appellant] . De rechter zou dan hebben bezien of aan de voorwaarden voor indeplaatsstelling zou zijn voldaan en zou de vordering hebben afgewezen indien de opvolgend huurder onvoldoende waarborgen biedt voor een correcte nakoming van de huurovereenkomst en een behoorlijke bedrijfsvoering. Omdat [geïntimeerde] onvoldoende heeft gesteld dat de door haar voorgestelde potentiële huurders voldoende solvabel zouden zijn, moet volgens [appellant] voorshands worden aangenomen dat zij onvoldoende waarborgen boden voor correcte nakoming van de huurovereenkomst. Verder betwist [appellant] dat de onderneming van [geïntimeerde] (inventaris, goodwill, handelsnaam, handelsvoorraad en personeel) over zou gaan, nu de potentiële nieuwe huurders uit 2015 een locatie voor hun eigen schoonheidssalon zochten en een nieuwe huurovereenkomst wilden sluiten.
Met
grief 6richt [appellant] zich ertegen dat de kantonrechter voornoemde omstandigheden en de andere door de kantonrechter genoemde omstandigheden heeft meegewogen bij het oordeel dat bijzondere omstandigheden er aan in de weg staan dat [appellant] met succes aanspraak kan maken op betaling van de volledige huurachterstand. Dat [geïntimeerde] het gehuurde heeft ontruimd zonder toestemming van [appellant] , is volgens [appellant] juist een verzwarende omstandigheid, waarop een boete staat. [appellant] betwist met een verwijzing naar zijn e-mail van 18 mei 2016 (zie 2.13) dat hij de weg om een andere huurder in de plaats te stellen heeft geblokkeerd. De voorgestelde huurders hebben geen contact met hem opgenomen, er was niet bekend of zij goed waren voor hun geld en [appellant] vreesde dat ook zij een huurachterstand zouden laten ontstaan, aldus [appellant] .
Daarmee staat vast dat deze overnamekandidaat het verhuurde onder voortzetting van de huurovereenkomst wilde gebruiken voor de uitoefening van het ook door [geïntimeerde] daarin uitgeoefende bedrijf.
Grieven 7 en 8treffen daarom geen doel.