Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[geïntimeerde 1],
1.Het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
Eerste recht van koop”, (hierna: de aanbiedingsregeling) luidt als volgt:
Indien verhuurder gedurende de huurtijd (de verlenging daaronder begrepen), tot verkoop van het gebouw/gehuurde wil overgaan, is hij gehouden huurder daarvan bij aangetekend schrijven in kennis te stellen, die in dat geval vòòr ieder ander, het recht heeft het pand van verhuurder te kopen. Mochten partijen over de koopsom niet binnen 10 werkdagen tot overeenstemming komen dan is verhuurder vrij het gehuurde gebouw aan een derde te verkopen, doch zulks niet voor een lagere koopprijs dan waarvoor verkoper het gebouw/gehuurde heeft aangeboden aan huurder, tenzij huurder verhuurder schriftelijk heeft bericht hiermede in te stemmen.
Namens eigenaresse [geïntimeerde 1], beherend vennoot van de commanditaire vennootschap [geïntimeerde 2], beiden gevestigd te [vestigingsplaats], berichten wij u als volgt.
Namens [geïntimeerde 2] ("[geïntimeerde]") hebt door middel van een brief, gevoegd bij een e-mail die wij op vrijdag 26 mei 2017 van u ontvingen, de grond met opstal aan de [adres] te [plaats] aan ons te koop aangeboden tegen een koopprijs van € 1.800.000.-- (voluit: één miljoen achthonderdduizend euro) kosten koper. De in uw brief vervatte vraag, of wij bereid zijn dit object van [geïntimeerde] te verwerven, beantwoorden wij hierbij bevestigend. Wij verzoeken u vriendelijk, [geïntimeerde] daarvan omgaand op de hoogte te brengen.
grief Iverwijt Datacenter de rechtbank dat zij heeft nagelaten bij de feiten te vermelden dat [X] in het telefoongesprek op 8 juni 2017 met [Y] heeft laten weten dat Datacenter nog dezelfde dag een waarborgsom van € 180.000,- bij de notaris zou moeten storten.
Grief IIis gericht tegen het oordeel van de rechtbank in r.o. 4.3 van het bestreden vonnis dat de reactie van Datacenter op het aanbod van [geïntimeerde] een afwijzing van dat aanbod inhield. Volgens Datacenter is tussen partijen een koopovereenkomst tot stand gekomen, althans had [geïntimeerde] haar in staat moeten stellen om het aanbod van [geïntimeerde] alsnog zonder financieringsvoorbehoud te aanvaarden. Met
grief IIIkomt Datacenter op tegen de overweging van de rechtbank (r.o. 4.3) dat het door Datacenter gemaakte financieringsvoorbehoud een zeer ingrijpende voorwaarde in het nadeel van [geïntimeerde] was, waarmee Datacenter van het aanbod van [geïntimeerde] afweek.
Grief IVheeft betrekking op r.o. 4.5 van het vonnis, waarin de rechtbank overweegt dat Datacenter de keuze had om het aanbod van [geïntimeerde] te aanvaarden, te verwerpen of om een tegenvoorstel te doen, en geen aanspraak kon maken op een concept-overeenkomst voordat zij op het aanbod van [geïntimeerde] reageerde. Volgens Datacenter is met haar reactie op het aanbod van [geïntimeerde] een rompovereenkomst ontstaan en mocht zij vragen om een concept waarin die overeenkomst zou worden uitgewerkt.
Grief Vis gericht tegen de overweging in r.o. 4.6 van het vonnis dat ook uit de vordering van Datacenter valt af te leiden dat zij nog steeds niet bereid was het aanbod van [geïntimeerde] te aanvaarden. Deze overweging berust volgens Datacenter opnieuw op de onjuiste gedachte dat het maken van een financieringsvoorbehoud een afwijzing van het aanbod van [geïntimeerde] inhield.
Grief VIbestrijdt het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerde] op grond van de bestaande contractuele relatie tussen partijen niet gehouden was om met het financieringsvoorbehoud in te stemmen.
Grief VIIis een veeggrief en
grief VIIIis gericht tegen de kostenveroordeling.