4.2.Een assurantietussenpersoon dient tegenover zijn opdrachtgever in het kader van artikel 7:401 BW de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot verwacht mag worden. Het is zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Tot deze taak behoort in beginsel ook dat de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die hem bekend geworden feiten voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben (vergelijk HR 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0122, NJ 2003/375). In een zaak die, evenals de voorliggende, het ontbreken van verzekeringsdekking wegens afwezigheid van de vereiste alarminstallatie betrof, is door het gerechtshof Den Haag geoordeeld dat voornoemde norm meebrengt dat wanneer de verzekerde/verzekeringnemer geconfronteerd wordt met een nieuwe clausule, de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer duidelijk uitlegt wat de clausule inhoudt en wat de gevolgen zijn wanneer daaraan niet wordt voldaan, en dat hij niet kan volstaan met het toezenden van het polisblad met de clausule (vergelijk gerechtshof Den Haag, 7 oktober 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:3108).” 9. Het hof kan zich met deze uitgangspunten verenigen, waartegen overigens ook geen grieven zijn gericht.
10. Naar het oordeel van het hof is in de onderhavige zaak weliswaar niet sprake van een nieuwe clausule, maar wel van een aanmerkelijk gewijzigde clausule. Ter comparitie is gebleken dat de meest recente klasse van de alarmclausule onder de polis, voorafgaand aan de inruil van de Jaguar voor de Audi, klasse 2 was. Voor de verzekering van de Audi is blijkens het betreffende polisblad klasse 3 voorgeschreven. Het feit dat de klasse van de alarmclausule op de polis van de Jaguar in verband met de waardedaling van die auto eerder was verlaagd van klasse 3 naar klasse 2, is in dit verband niet van belang, nu het moment van wijziging van de polis (bij de voornoemde inruil) beslissend is voor de vraag of hier sprake is van een (nieuwe dan wel) gewijzigde clausule. Het hof tekent bij dit alles nog aan dat hier onbetwist gaat om een belangrijke clausule die verstrekkende gevolgen kan hebben voor de dekking onder de verzekering, zoals hier het geval is.
11. Voorts staat vast dat Combi Motors [appellant] voorafgaand aan de wijziging van de polis in verband met de inruil, niet - in persoon - heeft gewaarschuwd dat de alarmclausule (opnieuw) was gewijzigd, en hem bovendien niet duidelijk heeft uitgelegd wat de gewijzigde clausule inhield. Combi Motors heeft er blijkens haar eigen stellingen mee volstaan aan de autodealer [autodealer 1], althans haar werknemer [medewerker autodealer 1], mee te delen dat de Audi voorzien moest zijn van een klasse 3 alarm. Gesteld noch gebleken is dat Combi Motors zich er van heeft vergewist of deze autodealer (althans [medewerker autodealer 1]) deze mededeling, die voor [appellant] van belang was voor de dekking onder de polis, aan [appellant] zou overbrengen of had overgebracht. Hiermee heeft Combi Motors naar het oordeel van het hof niet voldaan aan de zorgplicht die voor haar als redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon gold. Zij kon er immers niet zonder meer van uitgaan dat de hiervoor bedoelde mededeling (en uitleg als hiervoor bedoeld) door of vanwege de autodealer aan [appellant] zou worden doorgegeven. Dat het voor Combi Motors van belang was zich te vergewissen in voormelde zin, wordt overigens onderstreept door de inhoud van de overgelegde verklaring van [medewerker autodealer 1] van 11 september 2017. Hieruit valt af te leiden dat [medewerker autodealer 1] het blijkbaar niet tot zijn taak rekende om de verzekering van [appellant] te regelen (c.q. als bemiddelaar op te treden), of om [appellant] te adviseren en de polisvoorwaarden door te nemen, inclusief alle voorwaarden.
12. Dat [appellant] aan [autodealer 1] heeft gevraagd de autogegevens van de Audi aan Combi Motors door te geven en dat hij [autodealer 1] zou hebben geïnstrueerd dat de Audi all-risk verzekerd moest worden, brengt voorts niet mee dat Van der Akker [appellant] vertegenwoordigde jegens Combi Motors, in die zin dat belangrijke mededelingen/waarschuwingen van Combi Motors, als assurantietussenpersoon, ten aanzien van de inhoud van de polisbepalingen verder via [autodealer 1] zouden lopen, althans dat Combi Motors daar redelijkerwijs van uit mocht gaan. Het enkele feit dat [appellant] een dag later (op de ten processe bedoelde vrijdag) Combi Motors had gebeld met de (algemeen gestelde) vraag of er al contact was geweest met de dealer, volstaat daartoe niet. Bovendien is, als gezegd, niet gebleken dat Combi Motors bij [autodealer 1] heeft geverifieerd of zij de (ook in de woorden van Combi Motors: belangrijke) mededeling over de gewijzigde alarmklasse aan [appellant] zou doorgeven en of zij hem uitleg daarover zou geven. Uit de voorafgaand aan de comparitie in hoger beroep toegezonden verklaring van [medewerker autodealer 1] kan dit ook niet worden afgeleid.
13. Het betoog dat [autodealer 1], als autodealer in het hogere segment, bij uitstek op de hoogte moet worden geacht van de door verzekeraars gehanteerde alarmvereisten en van de vereisten ten aanzien van de onderhavige Audi, is niet beslissend, nu het niet de zorgplicht van de autodealer, maar van Combi Motors als assurantietussenpersoon was om [appellant] te waarschuwen en uitleg te geven over de gewijzigde alarmclausule. Als [autodealer 1] al als hulppersoon kan worden beschouwd in verband met het doorgeven van de kentekengegevens van de Audi, is onvoldoende gesteld op grond waarvan moet worden aangenomen dat haar hulp zich tevens uitstrekte tot taken die aan Combi Motors als assurantietussenpersoon toebehoorden, als hiervoor bedoeld (nog daargelaten dat niet is gesteld of gebleken [autodealer 1] daarvoor de vereiste kwalificaties bezat). Bezien in het licht van al het voorgaande, komt het naar het oordeel van het hof niet voor rekening van [appellant] dat de bedoelde mededeling (en de daarbij behorende uitleg) hem niet heeft bereikt.
14. De stelling dat [appellant] ten tijde van het aangaan van de verzekering van de Audi, gezien zijn verzekeringsverleden, geacht moet worden niet alleen bekend te zijn met dit verzekeringsverleden maar ook met feit dat binnen een dergelijke clausule sprake kan zijn van ‘verschillende alarmklassen’, doet in zijn algemeenheid niet af aan het voorgaande. De zorgplicht van Combi Motors als professionele tussenpersoon strekt er nu juist toe haar klant ([appellant]) specifiek te waarschuwen dat de alarmklasse onder de polis gewijzigd was bij de bedoelde inruil en duidelijk te maken wat die nieuwe klasse inhield. De stelling dat het gezien zijn verzekeringsverleden niet aannemelijk is dat [appellant] in de veronderstelling verkeerde dat voor de Audi “geen” alarmverplichtingen zouden gelden, terwijl deze wel golden voor de Jaguar, of dat verzekeraars van auto’s uit een dergelijk segment geen diefstalpreventie-eisen zouden stellen, treft evenmin doel. Het gaat hier immers niet om de vraag of er wel of geen alarmverplichtingen of diefstalpreventie-eisen golden, maar om de vraag welke specifieke (gewijzigde) eisen ten aanzien van de alarmklasse door de verzekeraar gesteld werden en of Combi Motors [appellant] daarvan in kennis moest stellen.
15. Het hof komt op grond van al het voorgaande tot de conclusie dat Combi Motors niet aan haar zorgplicht heeft voldaan en op grond van deze toerekenbare tekortkoming jegens [appellant] aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden door het ontbreken van verzekeringsdekking in verband met de diefstal van de Audi.
16. De stelling van Combi Motors dat er geen causaal verband bestaat tussen haar vorenbedoelde fout en het optreden van de schade (het ontbreken van verzekeringsdekking) wordt verworpen. Indien de bedoelde mededeling aan hem was gedaan en daarbij voldoende uitleg was gegeven omtrent de betekenis van het vereiste van een alarmklasse 3 voor de Audi, had [appellant] maatregelen kunnen nemen om zich ervan te verzekeren dat de Audi was uitgerust met het vereiste alarmsysteem. Dat [appellant] er volgens Combi Motors van uit ging dat de Audi een dergelijk systeem al had, doet hieraan niet af nu vast staat dat Combi Motors hem de vereiste uitleg niet heeft gegeven, zodat hem de kans is ontnomen te verifiëren (bij [autodealer 1] anderszins) of de Audi daadwerkelijk met dit alarmsysteem was uitgerust. Combi Motors mocht er overigens (zonder dit te verifiëren), anders dan zij kennelijk meent, niet zonder meer van uit gaan dat [appellant] de destijds (beweerdelijk) gegeven uitleg over de alarmklasse 3 ten tijde van het verzekeren van de Jaguar nog in zijn herinnering had, dit nog daargelaten dat de actuele stand van zaken betreffende de betekenis van alarmclausules in beginsel van belang is voor de advisering door de assurantietussenpersoon (niet informatie uit het verleden).
17. Ten aanzien van het beroep van Combi Motors op eigen schuld van [appellant] in de zin van art. 6:101 BW geldt het navolgende.
18. Vast staat dat [appellant] het polisblad met betrekking tot de verzekering van de Audi heeft ontvangen en onder ogen heeft gehad. Ter comparitie in hoger beroep heeft hij verklaard dat hij het polisblad heeft bekeken ‘zoals gebruikelijk’, dat wil zeggen dat hij de namen en het kenteken heeft bekeken. Naar het oordeel van het hof is dit laatste onvoldoende. Op [appellant] als verzekerde rust de verplichting om het toegezonden polisblad door te nemen om te kunnen weten welke (extra) eisen uit de polisvoorwaarden voortvloeien. Uit het aan [appellant] toegezonden polisblad blijkt voldoende duidelijk dat aan de cascodekking bij verlies en diefstal een voorwaarde verbonden is als hiervoor bedoeld. [appellant] had hiervan derhalve kennis kunnen nemen. Dat hij bij het bekijken van het polisblad de clausule (die niet was opgenomen op dezelfde pagina als de voertuiggegevens) over het hoofd heeft gezien, omdat hij de controle had beperkt tot de vraag of de namen en het kenteken juist vermeld waren, is vanuit de gedachte dat het slechts om een voertuigwijziging ging wellicht te begrijpen, maar ontslaat hem niet van de verplichting het gehele polisblad te controleren (vgl. gerechtshof Den Haag 7 oktober 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:3108). Bij zorgvuldige lezing had [appellant] kunnen zien welke (gewijzigde) alarmklasse voor de Audi gold, had hij de vraag kunnen stellen aan Combi Motors wat deze clausule inhield, en vervolgens maatregelen kunnen nemen om te voldoen aan deze clausule. 19. De verhouding waarin de omstandigheden aan de zijde van Combi Motors en de omstandigheden aan de zijde van [appellant] tot de schade hebben bijgedragen, stelt het hof op ieder voor 50%. Voor een andere verdeling of een billijkheidscorrectie op grond van art. 6:101 lid 1 BW (tweede volzin) BW ziet het hof geen grond. Het hof tekent hierbij nog aan dat, anders dan Combi Motors meent, het feit dat [appellant] al jarenlang beschikte over een polis waarop een alarmclausule van toepassing was, onvoldoende gewicht in de schaal legt. Vast staat immers dat de alarmklasse die laatstelijk gold ten tijde van de inruil juist was gewijzigd. Bovendien is gesteld noch gebleken dat [appellant], als particuliere klant, al wist welke specifieke alarmklasse de verzekeraar voor de Audi (een nieuw type auto voor [appellant], na de Jaguar en de daaraan voorafgaande Citroën Berlingo) zou gaan voorschrijven. Ter comparitie in eerste aanleg heeft [appellant] hierover overigens verklaard dat hij voor deze procedure geen idee had wat de alarmklassen inhielden en dat hij wist dat zijn Jaguar een alarm had, maar niet wist in welke klasse dat alarm viel.
Dat [appellant] niet zelf betrokken is geweest bij de communicatie tussen Combi Motors en [autodealer 1] is evenmin redengevend, nu de zorgplicht om [appellant] deugdelijk te waarschuwen (en uitleg te geven) op Combi Motors bleef rusten, zoals hiervoor is overwogen. Hetgeen partijen in dit verband over en weer verder nog hebben gesteld, legt onvoldoende gewicht in de schaal en leidt niet tot een ander oordeel.
20. [appellant] stelt schade te hebben geleden, welke hij als volgt heeft toegelicht.
De aankoopsom van de Audi bedroeg € 57.000,-. Dit bedrag dient te worden verminderd met de opbrengst van de verkoop ten bedrage van € 14.250,- en te worden vermeerderd met de kosten van taxatie van € 1.406,17.
21. De omvang van de door [appellant] gestelde schade is door Combi Motors (in eerste aanleg) gemotiveerd betwist. Daartoe heeft Combi Motors – samengevat – het volgende gesteld (conclusie van antwoord onder 35-39). De door [appellant] in eerste aanleg opgegeven dagwaarde van de Audi wordt betwist. Volgens Autotelex (een onafhankelijk specialist in waardebepalingen) bedraagt de dagwaarde in 2014 (het jaar waarin de diefstal plaats vond, hof) een bedrag van € 30.500,-. Het bedrag van de opbrengst van de Audi ad € 12.843,83 (als gesteld door [appellant] in eerste aanleg) komt Combi Motors verder te laag voor. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden eveneens betwist. Combi Motors ontkent dat deze kosten zijn gemaakt, althans ter zake van andere verrichtingen dan die waarvoor de in de art. 237 tot en met 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. Bovendien wordt betwist dat [appellant] terzake hiervan schade heeft geleden, nu deze zijn vergoed door zijn rechtsbijstandsverzekeraar SRK.
22. [appellant] heeft in hoger beroep niet meer gereageerd op het bovenstaande verweer ten aanzien van de omvang van de schade, hetgeen op zijn weg had gelegen (gelet op de twee-conclusie regel in appel en de devolutieve werking van het hoger beroep). Combi Motors heeft van haar kant evenwel niet meer gereageerd op de door [appellant] verminderde schadevordering in hoger beroep. Een en ander leidt tot het navolgende.
23. Naar het oordeel van het hof heeft Combi Motors – in het kader van haar verweer - genoegzaam onderbouwd dat de dagwaarde van de Audi ten tijde van de diefstal niet € 59.000,- (of € 57.000,- als door [appellant] in hoger beroep gesteld) bedroeg, maar slechts € 30.500,- [appellant] heeft genoemd bedrag op geen enkele wijze weersproken (dan wel het gevorderde bedrag van € 57.000,- op enigerlei wijze nader onderbouwd), zodat het hof van het bedrag van € 30.500,- uit gaat. De opbrengst van de verkoop van de Audi is door [appellant] in hoger beroep nader gesteld op € 14.250,- welk bedrag door Combi Motors verder niet is betwist. De taxatiekosten van € 1.406,17 zijn door Combi Motors evenmin betwist. Combi Motors heeft voorts onbestreden gesteld dat de kosten van het installeren van een SCM klasse 3 alarm (welke kosten bespaard zijn nu deze maatregel achterwege is gebleven) in mindering moeten worden gebracht op het schadebedrag. Het hof zal dit bedrag van (onbetwist) € 600,- in mindering brengen. Verder dient het zogeheten eigen risico van € 150,- eveneens in mindering te worden gebracht op het schadebedrag, nu dit eigen risico (onweersproken) voortvloeit uit de polisvoorwaarden en in mindering zou hebben gestrekt op de uitkering.
Dit alles betekent dat [appellant] recht heeft op vergoeding van de helft van € 16.906,17 (te weten € 30.500,- vermeerderd met € 1.406,17 en verminderd met respectievelijk € 14.250,-, € 600,- en € 150,-). Dat komt neer op een toewijsbaar bedrag van € 8.453,09 in hoofdsom. De wettelijke rente over het bedrag van € 8.453,09 zal worden toegewezen vanaf 27 juni 2014, als in hoger beroep gevorderd en niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken.
24. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen, nu [appellant] niet heeft betwist dat hij geen schade op dit punt heeft geleden, althans dat het niet gaat om werkzaamheden die meer inhouden dan waarvoor de in de art. 237 tot en met 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
25. De bewijsaanbiedingen over en weer worden gepasseerd, nu geen feiten zijn gesteld die, indien bewezen, kunnen leiden tot een andere beslissing.
26. Aangezien de grieven slagen, zal het bestreden vonnis worden vernietigd. Combi Motors zal, als de tot betaling van een aanmerkelijke geldsom veroordeelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten in beide instanties, te vermeerderen met de nakosten als gevorderd.