ECLI:NL:GHDHA:2018:3410
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verdeling van een nalatenschap tussen broers met betrekking tot een appartementsrecht en de waardering daarvan
In deze zaak gaat het om de verdeling van een nalatenschap tussen twee broers, [Broer een] en [Broer twee], die beiden een deel van een in appartementsrechten gesplitste woning bewoonden. De woning, gebouwd door hun vader in 1963, werd na het overlijden van hun moeder in 2006 en hun vader in 2012 gelegateerd aan beide broers. De broers zijn in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin de verdeling van het appartementsrecht werd vastgesteld. [Broer een] was het niet eens met de toedeling van het appartementsrecht aan [Broer twee] en voerde aan dat de taxatie van het appartementsrecht niet de bijzondere waarde voor hem in aanmerking nam. Het hof oordeelde dat de rechtbank op goede gronden had beslist en dat de taxatie door de makelaar, die door beide partijen was voorgesteld, als leidend moest worden beschouwd. Het hof bekrachtigde het bestreden vonnis en wees de vorderingen van [Broer een] af, waaronder de verzoeken om vergoeding voor ondergaan leed en kosten van verhuizing. Het hof oordeelde dat er geen juridische grondslag was voor deze vorderingen en dat de taxatie correct was uitgevoerd. De proceskosten werden toegewezen aan [Broer twee].