3.1.De Rechtbank heeft het volgende vastgesteld.
“1. [Belanghebbende] heeft samen met [A] (hierna: [A] ) drie kinderen. Op 14 augustus 2009 heeft zij voor € 1.350.000 een woning (de woning) gekocht aan de [Y] te [Z] . Van 7 september 2009 tot 28 april 2010 en van 14 april 2011 tot 1 januari 2015 heeft zij op dit adres ingeschreven gestaan in de Gemeentelijke Basisadministratie / Basisregistratie Personen (Brp).
2. De woning is op 16 oktober 2009 als te verhuren onroerend goed ingeschreven bij verhuurorganisatie [B] . Van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 is de woning verhuurd aan de familie [C] . Een verzoek van de huurder om de huurperiode met 12 maanden te verlengen heeft niet geresulteerd in verlenging van de huur in 2011.
3. Op 16 april 2010 is door de belastingdienst in het kader van een onderzoek een bezoek gebracht aan de woning. Daarbij is gesproken met de familie [C] .
4. [ Belanghebbende] heeft op 8 april 2011 voor het jaar 2010 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 312.911 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.815. Zij heeft de woning als eigen woning in de zin van de Wet IB 2001 aangemerkt. De belastbare inkomsten uit eigen woning zijn aangegeven naar € 53.341 negatief.
5. Met dagtekening 31 oktober 2011 heeft de Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders aan de gemeente [Z] verzocht een onderzoek in te stellen naar het adres [Y] . In het verzoek is het volgende opgenomen:
‘In opgemelde zaak blijkt uit een uittreksel uit de GBA dat [belanghebbende], zou wonen aan de/het [Y] te [Z] .
Ons is echter bekend dat betrokkene daar niet woont. Ter plaatse is ons dit medegedeeld door de eigenaar van het pand. (…).’
Het adresonderzoek is op 13 december 2011 gesloten nadat [belanghebbende] heeft verklaard aan de [Y] te wonen.
6. [ Belanghebbende] heeft op 31 maart 2012 voor het jaar 2011 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 76.226 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.881. Zij heeft de woning als eigen woning in de zin van de Wet IB 2001 aangemerkt. De belastbare inkomsten uit eigen woning zijn aangegeven naar € 57.441 negatief.
7. Met dagtekening 27 september 2012 heeft [de Inspecteur] de aanslag IB/PVV voor het jaar 2010 opgelegd conform de ingediende aangifte.
8. [ Belanghebbende] heeft op 31 maart 2013 voor het jaar 2012 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.526 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.547. Zij heeft de woning als eigen woning in de zin van de Wet IB 2001 aangemerkt. De belastbare inkomsten uit eigen woning zijn aangegeven naar € 52.421 negatief.
9. Op 18 juli 2013 is in de woning een hennepkwekerij aangetroffen. Naar aanleiding daarvan is een strafrechtelijk onderzoek naar [A] gestart.
10. Met dagtekening 4 april 2014 heeft [de Inspecteur] de aanslag IB/PVV voor het jaar 2011 opgelegd conform de ingediende aangifte.
11. Op 9 december 2014 heeft het [D] een artikel gepubliceerd waarin staat dat er een hennepkwekerij is aangetroffen in de woning.
12. Met dagtekening 23 maart 2015 heeft [de Inspecteur] aangekondigd voor het jaar 2012 een onderzoek te starten dat zich voornamelijk zal richten op de door [belanghebbende] aangegeven inkomsten uit eigen woning.
13. Met dagtekening 20 oktober 2015 is op grond van artikel 55 van de Algemene Wet door de Belastingdienst aan de Officier van Justitie verzocht om gegevens te verstrekken uit het strafrechtelijk onderzoek naar [A] . Op dit verzoek heeft [de Inspecteur], voor zover hier van belang, de volgende informatie ontvangen:
(…)
- het proces-verbaal van een op 18 augustus 2013 door [belanghebbende] afgelegde getuigenverklaring;
(…)
- het proces-verbaal van een op 26 augustus 2013 door [belanghebbende] afgelegde getuigenverklaring;
(…).
20. Met dagtekening 16 november 2015 heeft [de Inspecteur] [belanghebbende] op de hoogte gesteld van zijn voornemen om voor de jaren 2010 en 2011 navorderingsaanslagen IB/PVV en vergrijpboetes op te leggen. Volgens [de Inspecteur] kwalificeert de woning niet als eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de Wet IB 2001.”