6.6.In eerste aanleg en hoger beroep heeft belanghebbende – samengevat weergegeven het volgende aangevoerd:
6.6.1[B] is in de loop van 2009, mede als gevolg van een vechtscheiding, naar Spanje verhuisd en heeft besloten zijn werkzaamheden ten behoeve van de [D] Groep voortaan te factureren vanuit [G] .
6.6.2.Het zwaartepunt van de werkzaamheden ligt in 2010 vooral op het ontvlechten van zijn ex-echtgenote uit de organisatie, het vinden van een nieuwe financieringswijze voor belanghebbende, alsmede het verder ontwikkelen en uitrollen van de Services via IP, waaronder VOIP strategie en Camerabeveiliging.
6.6.3.Voor de door [B] te verrichten werkzaamheden is een managementovereenkomst opgemaakt tussen [G] en belanghebbende. [B] ontvangt verder geen andere beloning(en) van ondernemingen die tot de [D] Groep behoren. De enige overeenkomst die de werkzaamheden van [B] voor belanghebbende rechtvaardigt is de managementovereenkomst met [G] .
6.6.4.Het door [B] gebruikte emailadres en andere uitingen ten behoeve van de [D] Groep zijn om zakelijke redenen ongewijzigd gebleven, zodat er voor leveranciers en afnemers van belanghebbende op het oog niets veranderd.
6.6.5.Gedurende zijn verhuizing en echtscheiding heeft [B] voorschotten ontvangen voor zijn werkzaamheden die boekhoudkundig zijn verwerkt als voorschotten voor werkzaamheden verricht door [G] .
6.6.6.In 2010, na de definitieve oprichting van [G] , heeft de verrekening van voorschotten en de vaststelling van de definitieve beloning geleid tot de een tweetal facturen van [G] in totaal bedragende € 140.000,-. De ontvangen voorschotten zijn hiermee verrekend.
6.6.7.Zowel uit haar portefeuilleontwikkeling als onder andere een nieuw contract met Meldkamer […] ter verbetering van haar productenpalet, blijkt dat [B] zich namens [G] heeft ingezet om de uit de managementovereenkomst voortvloeiende tegenprestatie te leveren.
6.6.8.Subsidiair stelt belanghebbende dat de facturen van [G] moeten worden geherkwalificeerd en moeten worden aangemerkt als facturen voor de door [B] verrichte werkzaamheden.
6.7.1.De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 5 november 2015 een aantal vragen gesteld. De antwoorden op deze vragen zouden aannemelijk kunnen maken dat het ten laste van de winst gebrachte bedrag van € 140.000 ten behoeve van belanghebbendes onderneming is gedaan. Dat laat onverlet dat het belanghebbende vrij staat ook op andere wijze aan de op haar rustende bewijslast te voldoen.
6.7.2.Tot de stukken van het geding behoort de managementovereenkomst. Uit onderdeel 2.2 daarvan blijkt dat [G] zich verbonden heeft om “gedegen onderzoek” uit te voeren. Of dat onderzoek heeft plaatsgevonden en wat de bevindingen naar aanleiding van dat onderzoek zijn geweest is niet duidelijk geworden.
6.7.3.Zoals hiervoor vermeld heeft de Inspecteur aan belanghebbende verzocht een afschrift van de bedrijfsanalyse en een afschrift van het ondernemingsplan. Aan het verzoek is niet voldaan. Hetzelfde geldt voor de vraag van de Inspecteur aan belanghebbende om bescheiden te verstrekken waaruit blijkt dat [G] het providerschap van VoIP heeft verzorgd en een nieuwe productenlijn door [G] is geïmplementeerd.
6.7.4.Belanghebbende heeft evenmin voldaan aan het verzoek van de Inspecteur een afschrift van de analyse van de financieringsbehoefte toe te zenden. Dat een zodanige analyse door [G] is gemaakt is geenszins gebleken.
6.7.5.Belanghebbende heeft gesteld dat de bedrijfsstructuur is aangepast en dat aanvragen bij het Agentschap Telecom zijn gedaan, doch heeft het gelaten bij een blote stellingname die niet – ook niet na vragen dienaangaande van de Inspecteur – is onderbouwd. Voor wie en wanneer deze aanvragen zijn gedaan is niet gebleken.
6.7.6.Tot de stukken van het geding behoren een concept “model continuïteitsplan”. Uit dit, niet gedagtekende, concept blijkt niet wat de rol van [G] c.q. [B] bij de totstandkoming daarvan is geweest.
6.7.7.Uit de beantwoording van de vragenbrief van de Inspecteur door belanghebbende bij brief van 16 mei 2016 blijkt dat veel van de door de Inspecteur gevraagde documenten niet voorhanden zijn en dat van het continuïteitsplan slechts een conceptversie bestaat.
6.8.1.Gelet op het vorenoverwogene heeft belanghebbende geen dan wel onvoldoende inzicht gegeven omtrent welke tegenprestaties staan tegenover het in aftrek gebrachte bedrag. Belanghebbende heeft in eerste aanleg noch in hoger beroep hiertoe iets (nader) aangevoerd en zij heeft daartoe verder ook geen (nader) bewijs aangedragen. Tegenover het door belanghebbende in aftrek gebrachte bedrag staan geen dan wel onvoldoende concreet bepaalbare tegenprestaties. Het vorenoverwogene leidt tot het oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat tegenover het in aftrek gebrachte bedrag tegenprestaties hebben gestaan ten behoeve van de onderneming.
6.8.2.Zulks brengt met zich dat ook het subsidiair door belanghebbende ingenomen standpunt faalt.
6.8.3.Mitsdien moet worden geconcludeerd dat belanghebbende niet erin is geslaagd aannemelijk te maken dat de betalingen zijn gedaan met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. Op deze grond heeft de Inspecteur de betalingen terecht niet in aftrek toegestaan.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur.