ECLI:NL:GHDHA:2018:2419

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
18 september 2018
Zaaknummer
200.212.275
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming in kosten aanvullende ziektekostenverzekering en goed werkgeverschap in arbeidsrelatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) en twee appellanten tegen Stichting Koninklijke Rotterdamse Diergaarde "Diergaarde Blijdorp". De zaak betreft de vergoeding van de aanvullende ziektekostenverzekering voor werknemers van Blijdorp. FNV c.s. is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in Rotterdam, waarin de vorderingen van FNV c.s. werden afgewezen. De kern van het geschil draait om de uitleg van artikel 3.9.4 van de Blijdorp Vraagbaak, dat betrekking heeft op de werkgeversbijdrage in de ziektekostenverzekering. FNV c.s. stelt dat Blijdorp een eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden heeft doorgevoerd door de vergoeding voor de aanvullende zorgverzekering te schrappen, wat volgens hen in strijd is met goed werkgeverschap. Het hof oordeelt dat de door de kantonrechter vastgestelde feiten niet zijn bestreden en dat de uitleg van de regeling aan de CAO-norm moet voldoen. Het hof komt tot de conclusie dat de werknemers die in 2016 een aanvullende verzekering bij CZ hebben afgesloten recht hebben op de werkgeversbijdrage, en vernietigt het eerdere vonnis. Blijdorp wordt veroordeeld tot betaling van de werkgeversbijdrage aan de betrokken werknemers en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.212.275/01
Zaaknummer rechtbank : 5229290 CV EXPL 16-29333

arrest van 25 september 2018

inzake
1. Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV),
gevestigd te Utrecht,
2. [appellant 2],
wonende te [woonplaats],
3. [appellant 3],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna respectievelijk te noemen: FNV, [appellant 2] en [appellant 3] en gezamenlijk FNV c.s.,
advocaat: mr. A.A..M. Broos te Utrecht,
tegen
Stichting Koninklijke Rotterdamse Diergaarde, ook genoemd
"Diergaarde Blijdorp",
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Blijdorp,
advocaat: mr. M.V.R. Grandjean Perrenod Comtesse te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 24 februari 2017 is FNV c.s. in hoger beroep gekomen van een door de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis van 27 januari 2017. Bij memorie van grieven houdende een akte wijziging van eis (met productie) heeft FNV c.s. twee grieven aangevoerd en haar eis gewijzigd. Bij memorie van antwoord (met producties) heeft Blijdorp de grieven bestreden.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. De door de kantonrechter in het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
2. Met inachtneming van deze feiten en hetgeen overigens tussen partijen vaststaat gaat in deze zaak om het volgende.
2.1
FNV is een vakvereniging die opkomt voor de belangen van haar leden, dan wel werknemers in het algemeen, waaronder werknemers werkzaam bij Blijdorp. [appellant 2] en [appellant 3] zijn als werknemer in dienst van Blijdorp. FNV is bevoegd op grond van artikel 3:305a BW rechtsvorderingen in te stellen die strekken tot bescherming van gelijksoortige belangen van haar leden en werknemers, dan wel groepen van werknemers in het algemeen.
2.2
Tot 1 januari 2014 waren de arbeidsvoorwaarden van werknemers van Blijdorp zoals opgenomen in de Blijdorp Vraagbaak gebaseerd op de rechtspositieregeling van de gemeente Rotterdam. Per 1 januari 2014 is Blijdorp de Leisure CAO, de collectieve arbeidsovereenkomst voor het dagattractiebedrijf (verder: de CAO) gaan toepassen. In verband met deze overgang is Blijdorp met (de rechtsvoorganger van) FNV een Overgangsreglement overeengekomen.
2.3
In het Overgangsreglement is onder meer bepaald:

"4.3.2 Vergoeding aanvullende zorgverzekering:

De vergoeding voor de aanvullende zorgverzekering blijft volgens de huidige regeling bestaan (§ 3.9.4 Blijdorp Vraagbaak)"

2.4
Artikel 3.9.4 van de Blijdorp Vraagbaak luidde tot 1 januari 2016, voor zover nu van belang:
"In hoofdstuk 11 kunt u informatie vinden over de afspraken die de Diergaarde met het IZA heeft gemaakt over een aantrekkelijke ziektekostenverzekering. Wanneer een medewerker bij IZA een aanvullende verzekering (Classic of Perfect) heeft afgesloten, komt betrokkene in aanmerking voor een bijdrage van de werkgever.
De hoogte van deze bijdrage is;
- bij een bezoldiging t/m het maximumbedrag van schaal 6; € 296,- per jaar (2010);
- bij een bezoldiging hoger dan het maximumbedrag van schaal 6: € 168,- per jaar (2010)."
2.5
In 2015 ontvingen 118 van de circa 150 medewerkers van Blijdorp een bijdrage in de ziektekosten.
2.6
In een personeelsblad van 14 september 2015 heeft Blijdorp aan haar medewerkers onder meer het volgende gemeld:
"De medewerkers die bij het IZA verzekerd zijn, ontvangen jaarlijks een vergoeding voor de aanvullende verzekering vanaf het Classic Pakket en hoger. Dit is een arbeidsvoorwaarde uit de oude rechtspositieregeling, en die in het Overgangsreglement ook meegenomen is. Omdat dit gekoppeld is aan het IZA en deze per 1 januari 2016 het contract heeft opgezegd, wordt deze vergoeding dit jaar nog een keer betaald en vanaf 2016 niet meer."
2.7
Bij brief van 3 december 2015 schreef FNV aan Blijdorp onder meer:
"Het schrappen van deze vergoeding, is naar onze mening een eenzijdige wijziging van een arbeidsvoorwaarde voor de werknemer die conform het overgangsreglement recht heeft op deze vergoeding. Het eenzijdig wijzigen van een arbeidsvoorwaarde kan conform de wet alleen op basis van de volgende artikelen: op grond van artikel 7:611 BW (goed werkgever- en werknemerschap), artikel 7:613 BW (wanneer er een
wijzigingsbeding is overeengekomen) of 6:248 BW (wanneer voortzetting onaanvaardbaar is). Naar onze mening zijn bovenstaande genoemde redenen niet van toepassing. Een wijziging van een collectieve ziektekostenverzekeraar is geen reden voor een eenzijdige wijziging van de vergoeding."
2.8
Bij brief van eveneens 3 december 2015 met als onderwerp: "aanbod collectieve ziektekostenverzekering" schreef Blijdorp aan alle medewerkers en oud-medewerkers van Blijdorp het volgende.
"(…) Zorgverzekering IZA heeft het collectieve contract met Diergaarde per 1 januari 2016 opgezegd en alle verzekerden overgedragen naar VGZ (…)
Omdat Diergaarde Blijdorp geen collectief contract met VGZ heeft gesloten, moet het aanbod van VGZ zonder collectieve kortingspercentage zijn. (…)
Onze tussenpersoon (…) heeft zich in de afgelopen periode voor Diergaarde Blijdorp actief georiënteerd op de markt voor zorgverzekeringen. Het marktonderzoek heeft geresulteerd in een collectief contract bij CZ.

Aanmelden

U kunt zich voor de collectieve zorgverzekering van CZ aanmelden via de website (…)"

2.9
Bij brief van 29 februari 2016 reageerde Blijdorp onder meer als volgt op de brief van 3 december 2015 van FNV:
"De huidige regeling is voorwaardelijk en betekent dat de medewerker bij het IZA een aanvullende verzekering moet hebben afgesloten om voor de werkgeversbijdrage in aanmerking te kunnen komen. (…) Het IZA heeft afgelopen jaar eenzijdig, dus zonder overleg met Diergaarde Blijdorp, besloten om deze verzekering op te zeggen. (…)
Als gevolg van de beslissing van het IZA is de grondslag voor de werkgeversbijdrage weggevallen. Als de werkgeversbijdrage alsnog in stand zou moeten worden gehouden, dan zou er sprake zijn van een nieuwe arbeidsvoorwaarde.(…) In de komende onderhandelingen voor een nieuwe Leisure CAO zal er ook over dit aspect gesproken worden."
2.1
In eerste aanleg vorderde FNV c.s. – zakelijk weergegeven – de veroordeling van Blijdorp, onder last van een dwangsom, tot betaling van de werkgeversbijdrage in de ziektekosten over 2016 (en volgende jaren) zoals bedoeld in artikel 3.9.4 van de Blijdorp Vraagbaak aan [appellant 2], [appellant 3] en verder iedere werknemer die deze ook in 2015 heeft ontvangen en die een aanvullende ziektekostenverzekering heeft afgesloten.
2.11
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank – onder toepassing van de zogenoemde CAO-norm – de vorderingen afgewezen, met veroordeling van FNV c.s. in de kosten.
2.12
Eind 2016 heeft Blijdorp besloten om per 1 januari 2017 een nieuwe regeling in te voeren, inhoudende dat alle medewerkers van Blijdorp in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage in de zorgverzekering, mits zij een aanvullende verzekering hebben afgesloten die vergelijkbaar of uitgebreider is dan het Pluspakket van CZ.
3.1
In hoger beroep vordert FNV c.s. – zakelijk weergegeven en na wijziging van eis –
I. een verklaring voor recht
a. a) dat een redelijke uitleg van artikel 3.9.4 Vraagbaak Blijdorp meebrengt dat Blijdorp de werkgeversbijdrage in de ziektekosten vanaf 2016 elk jaar verschuldigd is aan iedere medewerker die een aanvullende verzekering heeft afgesloten bij de ziektekostenverzekeraar met wie Blijdorp een collectiviteitscontract heeft afgesloten;
b) dat, mocht Blijdorp in enig jaar geen collectiviteitscontract met een ziektekostenverzekeraar afsluiten, zij de werkgeversbijdrage verschuldigd is aan iedere medewerker die hierop recht had in het laatste jaar dat Blijdorp een collectiviteitscontract met een ziektekostenverzekeraar had afgesloten;
c) dat Blijdorp in 2016 op grond van goed werkgeverschap tevens is gehouden de werkgeversbijdrage in de ziektekosten te voldoen aan iedere medewerker die deze bijdrage in 2015 heeft ontvangen en die een aanvullende ziektekostenverzekering heeft afgesloten, ongeacht bij welke ziektekostenverzekeraar hij zijn ziektekosten in 2016 heeft verzekerd;
II. de veroordeling van Blijdorp, onder last van een dwangsom, om de werkgeversbijdrage in de ziektekostenverzekering over 2016 te betalen aan iedere medewerker die een aanvullende verzekering bij CZ heeft afgesloten, dan wel
deze bijdrage in 2015 heeft ontvangen en die een aanvullende ziektekostenverzekering elders heeft verzekerd (waaronder [appellant 2] en [appellant 3]);
een en ander met veroordeling van Blijdorp in de proceskosten en de buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente.
3.2
Met haar grieven komt FNV c.s. op tegen de wijze waarop de kantonrechter de CAO-norm heeft toegepast. Volgens FNV c.s. dient ook bij toepassing van de CAO-norm bij de uitleg van een bepaling niet alleen naar de taalkundige betekenis van de bewoordingen te worden gekeken, maar dient ook acht te worden geslagen op de ratio van de regeling, de redelijkheid van (de uitkomst van) de uitleg en de mate waarin die uitleg past binnen het systeem. De uitleg die de kantonrechter heeft gegeven aan artikel 3.9.4 zou, aldus FNV c.s., leiden tot het onaannemelijke rechtsgevolg dat de werkgeversbijdrage in de ziektekosten vervalt als de ziektekosten niet langer collectief bij IZA zijn verzekerd. FNV c.s. stelt voorts dat Blijdorp zich niet heeft gedragen als een goed werkgever betaamd, door nauwelijks ruchtbaarheid te geven aan haar werknemers over het afsluiten van het collectiviteitscontract bij CZ. De eis van goed werkgeverschap brengt voorts met zich mee dat Blijdorp ook de werkgeversbijdrage moet betalen aan iedere werknemer die de werkgeversbijdrage in 2015 heeft ontvangen en die in 2016 een aanvullende ziektekostenverzekering heeft afgesloten.
3.3
Daar Blijdorp met ingang van 2017 een nieuw regeling heeft ingevoerd, althans de in artikel 3.9.4 Vraagbaak Blijdorp neergelegde regeling heeft verruimd, met welke wijziging – naar het hof begrijpt – FNV c.s. instemt, gaat de onderhavige procedure nu nog slechts om de vergoeding over 2016. Nu gesteld noch gebleken is dat Blijdorp de gewijzigde regeling niet naar behoren uitvoert, zullen de gevraagde verklaringen voor recht die zien op de jaren na 2016 bij gebrek aan belang worden afgewezen.
3.4
Het hof overweegt ten aanzien van 2016 als volgt.
Tussen partijen is niet in geschil dat artikel 3.9.4 van de Blijdorp Vraagbaak is aan te merken als een arbeidsvoorwaarde. Het hof gaat daarvan dan ook uit.
3.5
Vaststaat eveneens dat per 1 januari 2016 de tekst van artikel 3.9.4. van de Blijdorp Vraagbaak niet is gewijzigd. Tot (eenzijdige) wijziging van artikel 3.9.4 was Blijdorp overigens ook niet bevoegd, gelet op hetgeen zij met (de voorganger van) FNV overeen was gekomen in het Overgangsreglement (zie r.o.v. 2.3). Voor zover FNV c.s. van oordeel is dat per 1 januari 2016 sprake is van een (eenzijdige) wijziging van de regeling, verwerpt het hof dit standpunt. De omstandigheid dat voor de werknemers van Blijdorp die in 2015 bij IZA (aanvullend) verzekerd waren materieel wel het een en ander is veranderd, doet hieraan niet af. Dat is niet het gevolg van een wijziging van de regeling, maar is een gevolg van de wijze waarop de regeling volgens Blijdorp moet worden uitgelegd. Omdat IZA (die geen partij is bij hier aan de orde zijnde arbeidsovereenkomsten) het collectiviteitscontract met Blijdorp heeft opgezegd, kan – aldus Blijdorp – niet meer aan de in artikel 3.9.4. van de Blijdorp Vraagbaak geformuleerde voorwaarde worden voldaan. De enkele omstandigheid dat Blijdorp haar standpunt in het personeelsblad van 14 september 2015 heeft meegedeeld, verandert hieraan niets. Het gaat in dit geschil dus om de uitleg van artikel 3.9.4 van de Blijdorp Vraagbaak.
3.6
Niet in geschil is dat de uitleg van artikel 3.9.4 van de Blijdorp Vraagbaak dient plaats te vinden aan de hand van de zogenoemde CAO-norm. Daarbij is uitgangspunt dat in beginsel de bewoordingen van de bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de regeling, van doorslaggevende betekenis zijn. Het gaat om de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de regeling is gesteld, waarbij onder meer acht kan worden geslagen op de elders in de regeling gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
3.7
Zoals de kantonrechter heeft overwogen leidt een (louter) tekstuele uitleg van artikel 3.9.4 ertoe dat werknemers alleen recht hebben op een bijdrage in de zorgverzekering indien zij een aanvullende verzekering bij IZA hebben gesloten. Uit de tekst van de bepaling volgt niet dat bedoeld is de vergoeding te relateren aan iedere door Blijdorp afgesloten collectieve ziektekostenverzekering. Dat de vergoeding is gekoppeld aan een collectieve ziektekostenverzekering is in de regeling niet gesteld. FNV c.s. heeft niet onderbouwd waarom de bepaling gelezen in het licht van de gehele tekst van de regeling, toch zo moet worden begrepen. FNV c.s. heeft slechts in algemene termen aangegeven waarom de werknemers daarop meenden te mogen vertrouwen. Het hof ziet niet in dat de uitkomst van een louter tekstuele uitleg ongerijmd is, omdat de werkgeversbijdrage in de ziektekosten vervalt als de ziektekosten niet langer collectief bij IZA zijn verzekerd, zoals door FNV gesteld. Voor zover FNV c.s. doelt op de ongerijmdheid van de situatie dat Blijdorp om onder de regeling uit te komen de IZA-verzekering zou kunnen opzeggen, geldt dat goed werkgeverschap daaraan in de weg staat, maar dat dat niet met zich brengt dat de bepaling ruimer moet worden uitgelegd dat deze is geformuleerd en in het licht van de gehele regeling moet worden begrepen.
3.8
FNV c.s. heeft voorts gesteld dat de werknemers van Blijdorp – gelet op het feit dat zij altijd aanspraak hebben kunnen maken op een bijdrage in de kosten van een aanvullende collectieve ziektekostenverzekering van IZA – er in redelijkheid op mochten vertrouwen dat Blijdorp, als goed werkgever, wanneer onverhoopt een einde zou komen aan dat collectieve contract met IZA, er alles aan zou doen om te zorgen dat zij een nieuw collectiviteitscontract afsloot en de werknemers een tegemoetkoming zou blijven bieden in de kosten van aanvullende verzekering bij dat collectief. Uit het gestelde in haar brief van 3 december 2015 leidt het hof af dat Blijdorp zich kennelijk zelf ook gehouden voelde tot het opnieuw aangaan van een collectief contract. Onder deze omstandigheden handelt Blijdorp niet als goed werkgever wanneer zij zich op het standpunt stelt dat werknemers die zich aansluiten bij dat nieuwe collectieve contract, geen aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming in de kosten van de aanvullende verzekering omdat dit geen verzekering bij IZA is. De werknemers hadden immers geen mogelijkheid meer om nog langer bij IZA verzekerd te blijven onder het collectieve contract. Dit betekent dat de grieven van FNV c.s. in zoverre slagen: werknemers (waaronder [appellant 2]) die in 2016 een aanvullende ziektekostenverzekering hebben afgesloten bij CZ waarmee Blijdorp in 2016 een collectiviteitscontract had afgesloten, kunnen aanspraak maken op de werkgeversbijdrage.
3.9
Het standpunt van FNV c.s. dat Blijdorp onvoldoende ruchtbaarheid heeft gegeven aan het nieuw door haar afgesloten collectiviteitscontract en daarom alle werknemers die in 2015 in aanmerking kwamen voor een vergoeding, daarop ook in 2016 recht hebben ongeacht waar zij in 2016 waren verzekerd, faalt. De op 3 december 2015 verzonden brief was naar het oordeel van het hof voldoende duidelijk en niet weersproken is dat deze brief aan alle werknemers van Blijdorp is verzonden. De omstandigheid dat Blijdorp zich destijds op het standpunt stelde dat niemand in aanmerking kwam voor een tegemoetkoming, zodat er geen incentive leek te zijn zich aan te sluiten bij CZ doet hieraan niet, althans onvoldoende, af. Immers, achtergrond van de tegemoetkoming tot 1 januari 2016 was altijd dat dit een vergoeding betrof voor de werknemers die verzekerd waren onder het collectieve contract dat was gesloten ten behoeve van de werknemers van Blijdorp. De werknemers die zich individueel elders verzekerd hadden kwamen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming. Er is dan ook geen aanleiding om te oordelen dat de medewerkers die in 2016 bij een andere ziektekostenverzekeraar waren verzekerd dan CZ (waaronder [appellant 3]) ook in aanmerking komen voor een tegemoetkoming.
3.1
De slotsom is dat de grieven deels slagen. Het hof zal Blijdorp veroordelen de bijdrage in de aanvullende ziektekosten over 2016 te voldoen aan iedere werknemer, waaronder [appellant 2], die in het jaar 2016 een aanvullende verzekering onder het collectieve contract had afsloten bij CZ. Een dwangsom acht het hof niet geïndiceerd, omdat het hof verwacht dat Blijdorp vrijwillig aan deze veroordeling zal voldoen. FNV c.s. heeft niets gesteld dat op het tegendeel duidt. Nu FNV c.s. bij haar protesten deels het gelijk aan haar zijde had, zal Blijdorp zal worden veroordeeld aan haar de gevorderde buitengerechtelijke kosten te voldoen. De overige vorderingen zullen worden afgewezen. Daar partijen over en weer op onderdelen in het ongelijk worden gesteld, ziet het hof aanleiding de proceskosten zowel in eerste aanleg als in hoger beroep te compenseren.
3.11
Bij gebreke van stellingen die – indien bewezen – tot een ander oordeel zouden leiden, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Rotterdam van 27 januari 2017,
en opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt Blijdorp tot betaling van een bedrag van € 296,-- als bijdrage in de ziektekosten over 2016 aan iedere medewerker die in dat jaar een aanvullende ziektekostenverzekering heeft afgesloten bij CZ, waaronder [appellant 2];
- veroordeelt Blijdorp tot betaling aan FNV c.s. van een bedrag van € 1.125,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2016;
- compenseert de kosten van dit geding in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
- verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
- wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, C.J. Frikkee en M.D. Ruizeveld en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 september 2018 in aanwezigheid van de griffier.