Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 28 augustus 2018
[appellante],
Rotterdamse Bond van Volkstuinders,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
alletoekomstige vorderingen op welke rechtsgrond ook, is een redelijke uitleg dat de vereniging al haar vorderingen op [appellante] heeft willen overdragen op RBvV. Ook de vordering uit hoofde van interne aansprakelijkheid jegens haar, de vereniging. Verklaringen of gedragingen van partijen bij de cessieakte waaruit kan volgen dat de akte anders moet worden uitgelegd zijn gesteld noch gebleken.
rechts)grond bestond. [appellante] betwist niet dat zij op de hoogte was van het feit dat [oprichter 1 / voorzitter] met RBvV was gebrouilleerd over de betaling van aan RBvV verschuldigde huurpenningen. Tegen die achtergrond had zij kunnen en moeten begrijpen dat [oprichter 1 / voorzitter], zolang hij bestuurder was van de vereniging
ende stichting via deze weg gelden zou kunnen onttrekken aan de macht van de leden van de vereniging en van de schuldeisers, zoals RBvV.
ongeveereen derde wordt gedragen Grief V faalt.
Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 28 juni 2017;
- veroordeelt [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van RBvV begroot op € 1.952 aan verschotten, € 1.959 aan salaris voor de advocaat en op € 157 aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 82 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 82, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.