Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest
Het (verdere) verloop van het geding
in de zaak met nummer 200.152.354 (tussen Nidera en de curator q.q.)
De beoordeling van het hoger beroep
inleiding
‘brand refined soyabean oil’;
‘brand refined soyabean oil’;
‘brand refined soyabean oil’;
‘refined vegetable oil’;
‘refined vegetable oil’.
‘to order’uitgestelde, cognossementen waren aan AOH toegestuurd door Nidera, bij wie AOH de olie - op basis van onderscheiden koopovereenkomsten - had ingekocht. Die koopovereenkomsten kenden als kosten- en risicobeding
‘CFR’- met uitzondering van die betreffende de zendingen vervoerd onder de cognossementen (c) en (d), waarvoor het beding
‘FOB’gold - en als betalingsconditie:
‘Payment: CAD’(Cash against documents, hierna: CAD beding). De (
‘freight prepaid’) cognossementen noemen als
‘shipper’: ‘
Nidera S.A. on behalf of ’[afgekort:] AOH
,als
‘notify party’: ‘
Rosilvia Comercial Limitada Luanda Angola’, als
‘port of loading’: Buenos Aires en als
‘port of discharge’: Luanda. Rosilvia Comercial Limitada (hierna: Rosilvia), gevestigd te Luanda, Angola, was degene aan wie AOH de - in augustus en september 2005 - bij Nidera ingekochte olie - in augustus 2005 - had (door)verkocht. Het - door Maersk Sealand/Maersk Argentina S.A. verrichte - vervoer van Nidera in Buenos Aires naar Luanda, Angola, is door Nidera geregeld. Ten tijde van de faillietverklaring bevonden de - vijftig - vervoerde containers met daarin de kartons met flessen olie zich in de haven van Luanda, Angola, alwaar zij eind december 2005 en deels begin januari 2006 waren gearriveerd. Omdat Rosilvia nog niet voor de olie had betaald en bovendien nog een schuld uit hoofde van vorige leveranties had, was AOH nog niet overgegaan tot uitlevering van de olie aan haar, reden waarom de cognossementen zich nog in de boedel bevonden.
‘refined blended vegetable oil’;
‘refined soyabean oil’.
‘freight prepaid’) cognossementen vermelden als afzender: Nidera
‘c/o’respectievelijk
‘on behalf of’AOH. Het cognossement onder (f) luidt aan order. Als ‘
notify party’wordt vermeld: [naam 2] , [adres] , Saint George’s Grenada, aan wie AOH de - op 14 februari 2006 bij Nidera (eveneens met de bedingen CFR en CAD) aangekochte - olie voorafgaande aan haar faillissement had (door)verkocht. De zending was ten tijde van de faillietverklaring van AOH - naar deze koper - onderweg van de laadhaven Buenos Aires naar de loshaven Saint George’s, Grenada, in het Caribisch gebied en was reeds aan AOH betaald. Het vervoer is uitgevoerd door (de door Nidera ingeschakelde vervoerder:) Mediterranean Shipping Company S.A. Het cognossement onder (g) is eveneens een ordercognossement. Als ‘
notify party’is vermeld: Triple C Ghana Ltd., Accra in Ghana; deze had de - door AOH op 21 februari 2006 bij Nidera (eveneens met de bedingen CFR en CAD) ingekochte - olie voorafgaande aan het faillissement van AOH gekocht. De containers waren - naar deze koper - onderweg vanuit de laadhaven Buenos Aires naar de loshaven Tema in Ghana. Vervoerder was (het door Nidera ingeschakelde:) China Shipping Container Lines Co. Ltd. Betaling voor de zendingen door AOH aan Nidera is uitgebleven.
Ik verzoek u mij aan te geven op welke juridische gronden u aanspraak maakt op de door u afgegeven documenten. Ik zal hier dan nader onderzoek naar uitvoeren. In de tussentijd zal van afgifte van de documenten geen sprake zijn, omdat de Rechtbank bij beschikking d.d. 5 april jl. een afkoelingsperiode van twee maanden heeft bepaald [..]
We refer to the conversation of yesterday [..] during which you informed us that it was unclear to you whether the bank or Nidera SA is entitled to the documents. We [..] refer you to article 3:238 lid 1 BW [..] where it is even expressly stated that “bezitloos pand wordt niet beschermd” [dit laatste citaat is in de brief vetgedrukt weergegeven, opm. hof]. The above leaves no doubt that we are entitled to receive back our documents/goods. [..]
Uw verwijzing naar artikel 3:238 lid 1 is slechts relevant indien zou blijken dat curanda onbevoegdelijk zou hebben beschikt over de voorraden die door u zijn geleverd middels verstrekking van de cognossementen (to order). Zeker nu is overeengekomen dat geleverd zou worden “cash against documents”, is niet aannemelijk dat een rechtsgeldig eigendomsvoorbehoud van kracht is. [..] Indien u desondanks van mening blijft dat u eigenaar bent (gebleven) van de olie, verneem ik graag van u de onderbouwing van dit standpunt.
[..] We refer to your letter of today 13 April and enclose a statement by [de adviseur aan de zijde van Nidera] . This statement makes unequivocally clear what CAD [..] entails. [..]’. In bedoeld ‘
statement’ concludeert [de adviseur aan de zijde van Nidera] voornoemd dat het beding CAD aldus moet worden begrepen dat betaling door de koper een opschortende voorwaarde is voor de eigendomsovergang van de documenten; tot de betaling zal de koper de documenten voor de verkoper houden en is het hem niet toegestaan erover te beschikken.
Mij is op 19 april jl. bericht dat de Angolese (haven)autoriteiten hebben aangekondigd de aldaar aanwezige olie te zullen confisqueren. [..] Voorts is mij gisteren bericht dat deze confisquatie ieder moment zal kunnen plaatsvinden [..]. Ingeval van confisquatie zal deze olie als verloren moeten worden beschouwd. Het bovenstaande houdt in dat aflevering van de olie geen uitstel meer kan velen. [..] De netto-verkoopopbrengst zal [..] worden doorgestort op de rekening derdengelden van mijn kantoor. U wordt gedurende drie maanden na heden in de gelegenheid gesteld om deze opbrengst in rechte op te eisen, bij gebreke waarvan het bedrag zal vervallen aan de boedel c.q. de pandhouder. Ik merk daarbij op dat een minnelijke oplossing mijn voorkeur heeft en ik ben daarom bereid om hierover op korte termijn met u in overleg te treden. Op dit moment wordt getracht de olie te verkopen aan een koper van curanda. De [..] olie [..] zal naar verwachting ongeveer [..] opleveren. [..] Indien u zelf een hogere opbrengst verwacht te kunnen realiseren, dan stel ik u in de gelegenheid de dezerzijds verwachte koopsom uiterlijk 21 april 2006 op de rekening derdengelden van mijn kantoor [..] te voldoen onder vermelding van [..] de betreffende cognossementsnummers, waarop de betreffende cognossementen terstond aan u zullen worden afgegeven. [..]’
‘We reject your position and maintain ours.’Naar aanleiding van een diezelfde dag door de advocaat van Nidera aan de curator verstuurde brief - waarin onmiddellijke retournering van de cognossementen wordt verlangd en verzocht wordt om opgave van verhinderdata in verband met een door Nidera overwogen kort geding tegen de curator en zo nodig ABN AMRO - antwoordt de curator eveneens op 21 april 2006:
‘Ik ben vanmiddag beschikbaar voor een kort geding.’
‘Ondertussen dien ik de afwikkeling te vervolgen, zodat ik mij genoodzaakt zie en mij vrij acht om, indien ik niet uiterlijk aan het einde van deze maand inhoudelijk van u heb vernomen, de afwikkeling met de bank als pandhoudster aan te vangen. Vanzelfsprekend staat het uw cliënte vrij om haar vordering bij mij ter verificatie in te dienen, ook dat is tot op heden niet gebeurd.’
cash against documents’uitdrukking wordt gegeven aan, kort gezegd: ‘
gelijk oversteken’ (2.8); dat daarvan in dit geval geen sprake is geweest, waardoor de vraag rijst welke verbintenissen er dan uit het CAD beding voortvloeien; dat het CAD beding in beginsel een eigendomsvoorbehoud inhoudt (2.15); dat AOH uit het door Nidera aan haar toezenden van de cognossementen, terwijl de zendingen sojaolie naar afnemers in andere landen vertrokken, mocht afleiden dat Nidera stilzwijgend toestemming verleende om de onder dit eigendomsvoorbehoud geleverde goederen aan haar kopers door te leveren (2.16); dat deze stilzwijgende toestemming geacht moet worden te zijn vervallen op het moment dat AOH niet meer in staat was om Nidera te betalen (2.22).
Handelskoop, 1939, p. 160, in een door Nidera overgelegde productie:
‘Het is een beding met dubbele strekking. De bedoeling is een gelijk presteren te bewerkstelligen, en aldus elk geven van crediet uit te sluiten. Het is daarom het belangrijkst als een beding, dat met betrekking tot de tijd van betalen een rol speelt. Aldus werkt het gezien van het standpunt van den verkoper. Gezien van het standpunt van den koper echter is het een beding, dat de voorwaarden vaststelt, waaronder hij moet betalen. De nadruk ligt voor hem op de tegenprestatie.
right of disposal’ met betrekking tot de door hem verkochte goederen, vergelijkbaar met een eigendomsvoorbehoud naar Nederlands recht (met dien verstande dat naar Engels recht de eigendom in beginsel overgaat door de koopovereenkomst, derhalve zonder levering). De zojuist bedoelde duiding (zowel betalingsafspraak als beding over de gevolgen van de levering) kan - als uitgangspunt - ook in de onderhavige zaak worden gegeven aan het door Nidera onder een CAD beding afgeven van de cognossementen aan AOH zonder daar directe betaling voor te ontvangen. Over dit uitgangspunt bestaat tussen partijen, althans hun adviseurs ( [de adviseur aan de zijde van Nidera] en [de adviseur aan de zijde van de curator] ), ook min of meer overeenstemming. Waar vooral verschil van mening over bestaat is of Nidera ermee bekend was en ermee instemde dat de zendingen vóór betaling ervan werden doorverkocht en afgeleverd aan de afnemers van AOH, waardoor in feite sprake was van kredietverlening, terwijl het verlenen van krediet op gespannen voet staat met de strekking van het CAD beding; vergelijk het hiervoor onder 5.1 weergegeven citaat en het door Nidera overgelegde NTHR-artikel (2008-5) van [de adviseur aan de zijde van Nidera] (pag. 187): ‘
Bij het CAD is het [..] de bedoeling dat geen leverancierskrediet verstrekt wordt. De koper dient onmiddellijk te betalen of de documenten terug te sturen. Toestemming om door te verkopen staat lijnrecht tegenover de strekking van het beding CAD.’
on behalf of’ AOH als shipper/afzender figureerde en als ‘
notify party’de afnemer van AOH stond vermeld. Deze cognossementen stuurde zij met een blanco endossering naar AOH, terwijl de onderliggende zendingen - door de door of namens haar ingeschakelde zeevervoerders - naar de bestemmingen van de afnemers van AOH werden getransporteerd. De heer [naam 4] , die volgens Nidera als haar handelaar betrokken is geweest bij de totstandkoming en uitvoering van de overeenkomsten tussen Nidera en AOH, zegt hierover in zijn schriftelijke verklaring, gedateerd 14/12/09: ‘
The reason why “Nidera S.A. on behalf of AOH” was included in the B/Ls is to indicate (at the request of AOH) that the goods were being delivered by Nidera on behalf of AOH to the customer(s) of AOH directly. This intention therefore did not mean that the ownership of the goods was transferred by Nidera to AOH.’Dit
‘delivered by Nidera [..] to the customer(s) of AOH directly’kan duiden op een bekendheid van Nidera met de aflevering van de olie aan de afnemers van AOH.
nietmeer in de boedel bevonden. Volgens de curator was feitelijk sprake van een soort rekening-courant verhouding, waarbij AOH het saldo inliep zodra zij geld had ontvangen van haar afnemers, terwijl het saldo weer opliep na iedere levering door Nidera. Op die manier werd voorkomen dat AOH - een handelsmaatschappij - alle transacties, waarmee miljoenen dollars gemoeid waren, zou moeten voorfinancieren. Hij verwijst daarbij naar - niet overgelegde - overzichten van openstaande saldi van AOH bij Nidera, alsook naar het feit dat AOH op 18 januari 2006 een bedrag van € 11.883,60 aan Nidera heeft betaald voor de door Nidera berekende rente toen betaling door AOH’s afnemer uitbleef en daarmee ook de doorbetaling aan Nidera. Volgens Nidera betrof dit echter een specifiek geval, waarbij door haar - bij factuur van 28 december 2005 - zowel rente als boete voor een
te latebetaling in rekening is gebracht. [naam 4] verklaart hierover in zijn hiervoor bedoelde verklaring:
‘There was one case however when interest was charged, on 18 December 2005 for an amount of USD 11,883,60, paid by AOH on 18 January 2006. In this particular case the interest payment was charged as a penalty for late payment.’Nidera gaat hierbij niet in op de door de curator opgegeven reden voor de rentebetaling, te weten het uitblijven van betaling door Rosilvia en daarmee de doorbetaling aan Nidera. In ander verband - meer precies: naar aanleiding van de hieronder aangehaalde verklaring van [naam 5] - stelt Nidera
dat tijdigbetalen door AOH betekent:
‘voordat [AOH] de partijen sojaolie doorverkocht en doorleverde aan haar afnemers’. In aanmerking nemende dat Nidera in december 2005 financiële genoegdoening wenste wegens een te late betaling zou dit erop kunnen wijzen dat Nidera in elk geval op dat moment bekend was met de vervreemding van de nog onbetaalde zendingen.
[..] AOH ging met Nidera voor haar orders als volgt te werk. [..] Nadat de containerboot met goederen uit Buenos Aires vertrokken was, zorgde Nidera er voor dat de benodigde set originele verschepingsdocumenten zo snel mogelijk aan AOH opgestuurd werden. Na ontvangst stuurde AOH in sommige gevallen de originele set documenten door naar haar klanten en dit zelfs nog voordat de betaling van de goederen aan Nidera voldaan was. In de koop en verkoopcontracten tussen Nidera en AOH was overeengekomen een betalingsconditie CAD. In de praktijk betaalde AOH Nidera meestal enkele keren per maand. Dan werden de langstlopende inkoopcontracten verzameld en betaald. In de maand december 2005 heeft Nidera AOH geïnformeerd dat er een betalingsachterstand speelde. In onderling overleg is toen overeengekomen dat Nidera hiervoor een rente nota kon overleggen. AOH heeft in januari deze nota betaald. Daarna is AOH door gegaan met betalen aan Nidera van openstaande facturen en heeft zij daarbij steeds zelf bepaald wanneer een overmaking zou plaatsvinden. Het is dus niet zo dat Nidera na de rente betaling AOH beter in de gaten hield en AOH aanspoorde of er op tijd betaald zou worden. Een voorbeeld hoe de betaling in de praktijk plaatsvond.
onder de mededeling dat AOH de documenten dan zal gaan houden voor Nidera totdat de koopprijs door AOH zal zijn betaald.’ Ter toelichting op het vooruit versturen van de cognossementen heeft Nidera ook aangevoerd dat dit gebeurde
‘ten behoeve van een snelle afwikkeling van de transacties’, dat het vervolgens
‘enige tijd [zou] duren voordat de partijen sojaolie per schip vanuit Argentinië op de plaats van bestemming aan zouden komen’en dat
‘[d]e gedachte was dat AOH Nidera voordien al zou hebben betaald’.Onduidelijk is hoe de bedoelde ‘gedachte’ zich verhoudt tot de feitelijke (betaal)praktijk die volgens [naam 5] ook na december 2005 is voortgezet; vgl. het voorbeeld dat [naam 5] noemt en de omstandigheid dat nog geen betaling had plaatsgevonden met betrekking tot de na het faillissement opgeëiste cognossementen waarvan de meeste onderliggende zendingen al lang in de bestemmingshaven waren gearriveerd. Daarnaast doet de hiervoor aan het slot van 5.4 geciteerde verklaring van [naam 4] over het opmaken van de cognossementen en het rechtstreeks afleveren door Nidera van de onderliggende zendingen aan de afnemers van AOH de vraag rijzen of (over en weer) duidelijk is geweest welk regiem had te gelden na de door Nidera gestelde wijziging van de (betaal)praktijk van ‘gelijk oversteken’ naar een situatie waarin AOH al wel de beschikking kreeg over de verhandelbare cognossementen, maar eerst (maanden) later betaalde. Volgens Nidera zijn hierover duidelijke afspraken gemaakt, doch dat blijkt verder niet en is ontkend door de curator, die zich bovendien beroept op de vermoedens van art. 3:109 en 3:119 BW en het bepaalde in art. 8:417 BW. Dat bepaalde en die vermoedens wegen in het onderhavige geval echter niet op tegen het eerder vermelde uitgangspunt dat - vanwege het overeengekomen CAD beding - Nidera, op voor AOH kenbare wijze, geacht moet worden de (documenten met betrekking tot de) aan AOH verkochte partijen olie niet te hebben willen overdragen - en zich dus de eigendom ervan te hebben willen voorbehouden - zolang deze niet waren betaald. De curator zal, overeenkomstig zijn aanbod, worden toegelaten om - bij wege van tegenbewijs - nader bewijs te leveren van feiten en omstandigheden - als bedoeld in artikel 8 lid 3 van het Weens Koopverdrag - waaruit blijkt dat van dit uitgangspunt is afgeweken, in die zin dat het tussen Nidera en AOH overeengekomen CAD beding niet de strekking had van een eigendomsvoorbehoud, maar slechts een betalingsconditie betrof op grond waarvan AOH verplicht was om binnen een bepaalde termijn de koopprijs te betalen nadat de cognossementen aan haar waren geleverd. Voor het geval de curator niet slaagt in dat bewijs wordt hij tevens in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat aan het als eigendomsvoorbehoud bedoelde CAD beding een vervreemdingsbevoegdheid ten gunste van AOH was verbonden, met als strekking dat AOH eigenaar werd van de onder eigendomsvoorbehoud aan haar geleverde cognossementen (en daarmee van de daaronder vervoerde olie) zodra zij de olie zou hebben doorverkocht.
Ontvanger/Hamm q.q.). In die zaak ging het om een per vergissing door een derde aan de boedel verrichte onverschuldigde betaling. Zoals de Hoge Raad in latere uitspraken heeft benadrukt is de in dat arrest gemaakte uitzondering - op de regel dat de curator gerechtigd is om (a) het onverschuldigd betaalde bedrag aan het boedelactief toe te voegen, (b) de vordering tot teruggave van een gelijk bedrag als concurrente boedelvordering te behandelen en (c) het op deze voet betaalde bedrag (mede) ten profijte van de overige (boedel)crediteuren aan te wenden - beperkt tot het geval waarin tussen de gefailleerde en degene die aan hem betaalde
geen rechtsverhoudingbestaat of heeft bestaan die aanleiding tot de betaling gaf en waarin de betaling slechts het gevolg is van een
onmiskenbare vergissing. In dat geval brengt de betamelijkheid mee dat de curator meewerkt aan het ongedaanmaken van de gevolgen van die vergissing. In het onderhavige geval bestond echter wèl een rechtsverhouding tussen Nidera en de failliet uit hoofde waarvan de failliet de cognossementen onder zich had en is van een onmiskenbare vergissing door een derde bij het toevoegen van de verkoopopbrengst aan de boedel geen sprake. Evenmin doet zich de situatie voor dat van meet af aan evident is geweest of had behoren te zijn dat de zendingen niet tot de boedel behoorden en dat de curator generlei bevoegdheid had om deze (opnieuw) te verkopen, althans af te leveren en de verkoopopbrengst in de boedel te brengen; het - juridisch inhoudelijke - debat daarover duurt nog immer voort. Voor het - om betamelijkheidsredenen - toekennen van een superpreferentie bestaat onder deze omstandigheden geen aanleiding. Hiermee valt ook het doek voor de voorwaardelijke grief 3 in de zaak met nummer 200.152.354 voor zover daaraan ten grondslag ligt dat Nidera een superpreferente boedelvordering heeft, wat dus niet het geval is.
concurrenteboedelvordering oplevert, die bij ontoereikendheid van de boedel, net als de andere boedelvorderingen, naar evenredigheid van de omvang ervan wordt voldaan.
goederen van de schuldenaar), maar er is wel een uit de wettelijke regeling voortvloeiende separatistenstatus voor de eigenaar. Die werkt door naar de gelden/opbrengsten die ten onrechte in de boedel zijn gevloeid; de separatistenstatus vormt een uit de wettelijke regeling voortvloeiende reden van voorrang op de opbrengst die met de schending van eigendomsrecht is verkregen. Evenals ten aanzien van de ‘pandboedelvordering’ het geval is, komt deze boedelvordering ter zake van het gefrustreerde eigendomsrecht in rang na de kosten van executie en vereffening, inclusief het salaris van de curator; voor een onderscheid bestaat ook in dit opzicht onvoldoende aanleiding. Voorrang is er wel in verhouding tot de vordering van ABN AMRO voor zover die is gebaseerd op een, naar achteraf blijkt, niet bestaand pandrecht. Ten opzichte van de vordering van Rosilvia geldt dat de preferentie niet verder reikt dan tot de netto-opbrengst van het door de curator onrechtmatig te gelde gemaakte actief waarop het eigendomsvoorbehoud rustte; tot die opbrengst wordt niet gerekend het deel van het door Rosilvia overgemaakte bedrag dat ingevolge de koopovereenkomst naar haar moest worden teruggestort. Dat terugstorten levert dan ook niet een onrechtmatige daad van de curator op. Ook in zoverre is de voorwaardelijke grief 3 in de zaak met nummer 200.152.354 ongegrond. Voor het overige behoeft die grief na het voorgaande geen bespreking.
Maclou). Daarin overwoog de Hoge Raad dat de zorgvuldigheidsnorm waaraan de taakuitoefening door de curator dient te worden getoetst hierop neerkomt dat een curator behoort te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht. In het nadien gewezen arrest ECLI:NL:HR:2011:BU4204 (
Prakke/Gips) heeft de Hoge Raad deze norm als volgt toegelicht en aangevuld:
Rabo/Verdonk q.q.) blijkt dat onder dergelijke regels ook voorschriften worden begrepen die uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgen; in die casus de door de Hoge Raad geformuleerde voorschriften voor het innen van stil verpande vorderingen. Als in acht te nemen regels kunnen mede worden aangemerkt die welke de rangorde der schuldeisers en de wijze van verdeling betreffen. Overigens is het niet zo dat het niet-naleven van eventueel voorhanden zijnde regels automatisch tot persoonlijke aansprakelijkheid leidt; in het hiervoor genoemde arrest
Rabo/Verdonk q.q.spreekt de Hoge Raad dan ook over een persoonlijk aansprakelijk
kunnenzijn bij niet-inachtneming van bindende regels; een
persoonlijk verwijtten aanzien van het handelen of nalaten blijft ook dan een vereiste voor het aannemen van persoonlijke aansprakelijkheid.
Prakke/Gips-arrest en daarom geen vrijheid van handelen had en geen afweging mocht maken tussen belangen zoals die van de boedel, de pretense pandhouder ABN AMRO, de afnemer Rosilvia en Nidera. Door zonder instemming van Nidera betalingen te doen aan ABN AMRO en Rosilvia heeft hij onrechtmatig jegens Nidera gehandeld en is hij jegens haar persoonlijk aansprakelijk, aldus de rechtbank. De curator komt hiertegen op met zijn vierde en vijfde grief in de zaak met nummer 200.181.926. Volgens hem zijn er voor het onderhavige geval
geenspecifieke regels en heeft hij in alle opzichten zorgvuldig, transparant en ruim binnen de
Maclou-norm geopereerd, in welk verband hij er onder meer op wijst dat hij advies heeft ingewonnen bij een ter zake kundige derde en bovendien voor al zijn handelen instemming heeft gehad van de rechter-commissaris. Nidera daarentegen is het wel eens met de rechtbank; zij meent dat de curator wel degelijk aan regels was gebonden en noemt daarbij art. 5:2 BW. Op grond van die bepaling was de curator gehouden de cognossementen aan haar te retourneren nadat zij daarom had verzocht, aldus Nidera.
regelmatighouder ervan legitimeerden - noopte genoemd art. 5:2 BW de curator niet tot (onmiddellijke) teruggave ervan na een enkel of herhaald verzoek daartoe. Op de curator rustte een zelfstandige onderzoeksplicht naar die eigendomsrechten en de aanspraken van Nidera in dat verband. Daarbij mocht hij van Nidera een onderbouwing van haar aanspraken verlangen. De onderbouwing die er vervolgens is gekomen, was niet van dien aard dat over de juistheid daarvan in redelijkheid geen twijfel mogelijk was. Onder die omstandigheden kon van de curator niet worden verwacht dat hij de cognossementen niettemin zou retourneren, in het onderhavige geval te minder nu er een afkoelingsperiode gold. Het bepaalde in genoemd art. 5:2 BW kan voor de onderhavige situtatie bovendien niet gelden als een voldoende specifiek en richtinggevend voorschrift, dat aan de curator bij diens optreden geen beoordelings- en beslissingsvrijheid liet.
De beslissing
vrijdag 25 mei 2018 om 15:00 uur;