Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De procedure in hoger beroep
2.De verdere beoordeling in het hoger beroep
voice’ en ‘
in response to a packet containing timing information received from a service node’ en voegt daar een derde kenmerk ‘
public telephone network’ aan toe. Met de centrale beperking is dus ook het debat over de geldigheid van de octrooiconclusies conform de bedoelde hulpverzoeken, achterhaald.
Scimed/Medinol(HR 6 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7412). In die zaak ging het om een centrale beperking van een octrooi die overeen kwam met een hulpverzoek dat het hof uitdrukkelijk
nietontoelaatbaar had gevonden en dus al inhoudelijk had beoordeeld. Anders dan High Point in deze zaak, omzeilde Scimed met het beroep op de centraal beperkte conclusies dus niet een eerdere weigering van gewijzigde octrooiconclusies. Bovendien vormden de toelaatbaarheid van dat hulpverzoek en de verenigbaarheid van het beroep op centraal beperkte octrooiconclusies met de eisen van de goede procesorde geen onderwerp van het geschil in cassatie. In het arrest heeft de Hoge Raad dan ook geen oordeel gegeven over de verenigbaarheid van het beroep op centraal beperkte octrooiconclusies met de eisen van de goede procesorde. In dat licht kan de door High Point aangehaalde overweging in het Scimed/Medinol-arrest dat doel en strekking van het EOV enerzijds en de proceseconomie anderzijds meebrengen dat het hof moet uitgaan van het door de centrale beperking gewijzigde octrooi, niet worden gelezen als een absolute regel die onder alle omstandigheden voorgaat op de eisen van de goede procesorde.
Court of Appealin de Samsung/Apple-zaak, die beide partijen aanhalen, uitdrukkelijk geoordeeld dat bij samenloop van een centrale beperkingsprocedure en een hoger beroep in een inbreuk- en nietigheidszaak ‘
the English courts do retain the power to control their own proceedings and to prevent activities which would amount to abuse of process’ (CoA 12 februari 2014, [2014] EWCA Civ 250, r.o. 54). Dat de
Court of Appealin die zaak tot de conclusie kwam dat het enkele feit dat een centrale beperkingsprocedure is gestart nadat de rechter in eerste aanleg het octrooi nietig had verklaard, onvoldoende is om misbruik van procesrecht aan te nemen, staat niet op gespannen voet met het bovengenoemde oordeel van het hof in de onderhavige zaak. In de onderhavige zaak zijn de feiten immers anders. Het gaat om een betoog dat een octrooi in de beperkte vorm geldig is dat pas naar voren wordt gebracht na de memories in hoger beroep en nadat het hof en de Hoge Raad hebben beslist dat het niet is toegestaan beperkingen naar voren te brengen in de vorm van hulpverzoeken.