ECLI:NL:GHDHA:2017:4096

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
200.222.648/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de schuldsaneringsregeling en beoordeling van tekortkomingen in verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de verlenging van de schuldsaneringsregeling van de appellante, die eerder door de rechtbank Rotterdam was beëindigd. De rechtbank had de schuldsaneringsregeling beëindigd omdat de appellante haar verplichtingen niet naar behoren was nagekomen, waaronder de sollicitatie- en informatieverplichting, en omdat zij nieuwe schulden had laten ontstaan. De appellante heeft hoger beroep ingesteld en tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2017 verklaard dat zij haar tekortkomingen inmiddels had hersteld. De bewindvoerder heeft bevestigd dat de tekortkomingen in de informatieverplichting zijn gecorrigeerd en dat de tekortkoming in de sollicitatieverplichting niet verwijtbaar is, gezien de medische situatie van haar dochter.

Het hof heeft de argumenten van de appellante en de bewindvoerder in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat, hoewel de tekortkomingen ernstig zijn, er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. Het hof heeft besloten de schuldsaneringsregeling met acht maanden te verlengen, tot 20 september 2019, zodat de appellante de gelegenheid krijgt om de nieuwe schuld aan de kinderopvangorganisatie af te lossen. Het hof heeft benadrukt dat dit een laatste kans is voor de appellante om aan haar verplichtingen te voldoen en dat verdere tekortkomingen zullen leiden tot beëindiging van de regeling.

De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd en dat de appellante de schuldsaneringsregeling kan voortzetten onder strikte voorwaarden. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor verdere uitvoering van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.222.648/01
Insolventienummer rechtbank : C/10/16/47 R

arrest van 24 oktober 2017

inzake

[naam] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. R.G. van der Laan te Leiden.

Het geding

Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 januari 2016 is ten aanzien van [appellante] de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Deze schuldsaneringsregeling is op verzoek van de bewindvoerder, met instemming van de rechter-commissaris, beëindigd bij vonnis van deze rechtbank van 30 augustus 2017. Tegen laatstbedoeld vonnis heeft [appellante] hoger beroep ingesteld bij het op 7 september 2017 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift. Op 8 september 2017 is een aanvullend beroepschrift aan het hof toegezonden en op 26 september 2017 zijn de stukken van de eerste aanleg aan het hof toegezonden. Vervolgens heeft het hof op 12 oktober 2017 nog een aantal producties ontvangen. Bij brieven van 27 september 2017 en 9 oktober 2017 heeft L. Hordijk, de bewindvoerder, de openbare verslagen en zijn reactie op het beroepschrift aan het hof toegezonden.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2017. Verschenen is: [appellante] , bijgestaan door haar advocaat, alsmede de bewindvoerder.

De beoordeling van het hoger beroep

1. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellante] beëindigd omdat (i) zij een of meer van haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt (artikel 350 lid 3 aanhef en onder c Fw), waaronder de sollicitatie- en informatieverplichting, en (ii) bovenmatige schulden doet of laat ontstaan (artikel 350 lid 3 aanhef en onder d Fw).
2. De grieven en argumenten van [appellante] kunnen als volgt worden samengevat.
Ter zitting heeft [appellante] verklaard dat de tekortkoming in de informatieverplichting inmiddels is hersteld.
[appellante] heeft voorts verklaard dat zij een dochter heeft van twee (bijna drie) jaar bij wie inmiddels is vastgesteld dat zij een stoornis binnen het autisme spectrum heeft. [appellante] heeft veel zorg aan haar dochter en is meermalen met haar dochter naar het ziekenhuis geweest voor diverse onderzoeken. Dit is tevens de reden waarom [appellante] haar sollicitatieverplichting niet naar behoren is nagekomen. In hoger beroep heeft [appellante] een medisch rapport van haar dochter overgelegd. Op basis van de medische indicatie van haar dochter is [appellante] inmiddels door de gemeente vrijgesteld van de arbeidsverplichting voortvloeiende uit de Participatiewet.
Voor de nieuwe schuld aan de kinderopvangorganisatie is inmiddels een betalingsregeling getroffen. Bij een verlenging van de schuldsaneringsregeling kan de schuld binnen de looptijd van de regeling worden ingelopen.
Verder heeft [appellante] op 14 november 2017 een intakegesprek voor beschermingsbewind.
Gelet op voornoemde ontwikkelingen verzoekt [appellante] het hof de schuldsaneringsregeling met een verlenging te laten voortduren.
3. De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat [appellante] langdurig is tekortgeschoten in haar informatieverplichting, maar dat die tekortkoming inmiddels is aangezuiverd. De bewindvoerder acht de tekortkoming in de sollicitatieverplichting, gelet op het in hoger beroep overgelegde medische rapport van haar dochter en de door de gemeente verleende vrijstelling van de arbeidsverplichting, niet toerekenbaar.
Verder is inmiddels gebleken dat er sinds 8 mei 2017 op de nieuwe schuld van € 3.947,60 aan [de kinderopvangorganisatie] wordt afgelost. Indien de schuldeiser de vordering zou bevriezen, zou de vordering in juli 2019 kunnen zijn afgelost.
Ter zitting heeft de bewindvoerder verklaard te kunnen instemmen met een verlenging van de schuldsaneringsregeling, zodat [appellante] de nieuwe schuld gedurende de (verlengde) looptijd van de regeling kan aflossen.
4. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat [appellante] haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen door het laten ontstaan van een nieuwe schuld, niet te voldoen aan de sollicitatieverplichting en door de bewindvoerder pas in een laat stadium te voorzien van de verzochte stukken. De tekortkomingen zijn bovendien van zodanige ernst dat zij in beginsel dienen te leiden tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. In dit geval bestaat echter aanleiding voor het maken van een uitzondering. Het hof is er voldoende van overtuigd geraakt dat [appellante] alles in het werk heeft gesteld om de tekortkomingen te corrigeren. Zo is er een betalingsregeling getroffen voor de nieuwe schuld aan [de kinderopvangorganisatie] en is de tekortkoming in de informatieverplichting hersteld. Verder is in hoger beroep – gelet op de ter zitting gegeven toelichting, de overgelegde medische rapporten van haar dochter en de door de gemeente verleende vrijstelling van de arbeidsverplichting (op basis van de medische problemen van haar dochter) – ten aanzien van de sollicitatieverplichting aannemelijk geworden dat sprake is van bijzondere omstandigheden die nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen heeft bemoeilijkt. Het hof acht daarom met de bewindvoerder de tekortkoming in de sollicitatieverplichting niet zodanig verwijtbaar dat het een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling rechtvaardigt. Verder is in aanmerking genomen dat de bewindvoerder in hoger beroep tot voortzetting van de schuldsaneringsregeling heeft geadviseerd. Gelet op voornoemde ontwikkelingen acht het hof een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling een te zware sanctie. [appellante] zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om de nieuwe schuld gedurende een verlenging van de schuldsaneringsregeling af te lossen. Zekerheidshalve wordt de regeling met acht maanden tot 20 september 2019 verlengd, omdat niet bekend is of de vordering van de kinderopvangorganisatie is bevroren. Mocht reeds voor die datum de situatie zich voordoen dat de nieuwe schuld volledig is afgelost, dan kan [appellante] de bewindvoerder hierover informeren en kan de schuldsaneringsregeling eerder worden beëindigd.
5. Het hof wijst [appellante] er wel met klem op dat haar hiermee een laatste kans wordt geboden om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen en dat [appellante] dient te blijven voldoen aan alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Indien dit betekent dat [appellante] professionele hulp dient in te schakelen, dan is zij hier zelf verantwoordelijk voor. Indien de verplichtingen wederom niet stipt worden nagekomen en de bewindvoerder niet onverwijld wordt voorzien van alle relevante informatie, zal dit alsnog leiden tot beëindiging van de regeling dan wel het weigeren van de schone lei. Een en ander betekent voor de sollicitatieverplichting gedurende de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling dat, zolang er geen (volledige) vrijstelling is verleend door de rechter-commissaris, die verplichting onverkort op [appellante] van toepassing blijft en dat zij dient te solliciteren conform de eisen die de schuldsaneringsregeling daaraan stelt.
6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd.

De beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 augustus 2017;
en opnieuw rechtdoende:
- verlengt de looptijd van de schuldsaneringsregeling tot 20 september 2019, althans, voor zover dat eerder is dan 20 september 2019, tot het moment dat de nieuwe schuld volledig is afgelost, waarbij [appellante] dient te blijven voldoen aan alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen;
- verwijst de zaak naar voornoemde rechtbank ter verdere uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. F. Damsteegt-Molier, S.R. Mellema en P.W. van Baal en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2017 in aanwezigheid van de griffier.