ECLI:NL:GHDHA:2017:4094

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
200.222.603/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de schuldsaneringsregeling wegens ernstige psychische problematiek

In deze zaak gaat het om de verlenging van de schuldsaneringsregeling van de appellant, die te maken heeft met ernstige psychische problematiek. De rechtbank Rotterdam had op 16 maart 2016 de schuldsaneringsregeling van de appellant van toepassing verklaard. Deze regeling werd op verzoek van de bewindvoerder, met instemming van de rechter-commissaris, beëindigd op 31 augustus 2017. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2017 is gebleken dat de appellant zijn informatieverplichting niet naar behoren is nagekomen en dat er een boedelachterstand van € 4.590,84 is ontstaan. De bewindvoerder heeft echter verklaard dat de tekortkoming in de informatieverplichting nog niet volledig is hersteld, maar heeft ook aangegeven in te stemmen met een verlenging van de schuldsaneringsregeling.

Het hof heeft geoordeeld dat de appellant door zijn ernstige psychische problematiek niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen. Het hof heeft de tekortkomingen niet zodanig verwijtbaar geacht dat een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd was. Gelet op de omstandigheden, waaronder de aanvraag van beschermingsbewind en de behandeling bij Bavo Europoort, heeft het hof besloten de schuldsaneringsregeling te verlengen met een termijn van uiterlijk twee jaar, tot 16 maart 2021. Het hof heeft daarbij benadrukt dat de appellant dient te blijven voldoen aan alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor verdere uitvoering van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.222.603/01
Insolventienummer rechtbank : C/10/16/196 R

arrest van 24 oktober 2017

inzake

[naam 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. J.F. Cheung te Rotterdam.

Het geding

Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 maart 2016 is ten aanzien van [appellant] de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Deze schuldsaneringsregeling is op verzoek van de bewindvoerder, met instemming van de rechter-commissaris, beëindigd bij vonnis van deze rechtbank van 31 augustus 2017. Tegen laatstbedoeld vonnis heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij het op 7 september 2017 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift (met producties). Op 25 september 2017 en 6 oktober 2017 zijn de stukken van de eerste aanleg en een aantal producties aan het hof toegezonden. Bij brieven van 28 september 2017 en 11 oktober 2017 heeft L. Hordijk, de bewindvoerder, de openbare verslagen en zijn reactie op het beroepschrift aan het hof toegezonden.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2017. Verschenen zijn: [appellant] , bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld van [naam 2] van Bavo Europoort, en de bewindvoerder.

De beoordeling van het hoger beroep

1. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellant] beëindigd op grond van het oordeel dat hij een of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt (artikel 350 lid 3 aanhef en onder c Fw). Meer in het bijzonder is hij zijn informatieverplichting niet nagekomen en heeft hij een boedelachterstand laten ontstaan.
2. De grieven en argumenten van [appellant] kunnen als volgt worden samengevat.
[appellant] is uit Nederland gevlucht omdat hij niet gedwongen wilde worden opgenomen en verbleef om die reden in de periode vanaf maart 2017 tot en met augustus 2017 grotendeels in Kaapverdië. Omdat het steeds slechter met hem ging is hij daar in augustus 2017 twee weken opgenomen geweest in een psychiatrisch ziekenhuis. Nadat hij uit het ziekenhuis in Kaapverdië was ontslagen, is hij teruggekeerd naar Nederland. Bij terugkomst in Nederland heeft hij zich vrijwillig aangemeld bij Bavo Europoort om zich te laten behandelen. De situatie van [appellant] is thans gestabiliseerd en hij wordt begeleid door [naam 2] van Bavo Europoort. Daarnaast is inmiddels een aanvraag beschermingsbewind ingediend. De ontbrekende stukken zijn in hoger beroep alsnog overgelegd.
Gelet op het voorgaande is [appellant] van mening dat de tekortkomingen hem niet kunnen worden toegerekend. [appellant] verzoekt om een verlenging van de regeling om de achterstand te kunnen inhalen.
3. De bewindvoerder heeft verklaard dat de tekortkoming in de informatieverplichting nog niet volledig is hersteld. Daarnaast is, rekening houdend met de huuropbrengst van de door [appellant] verhuurde eigen woning, sprake van een (geschatte) boedelachterstand van € 4.590,84. De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat eventuele woonlasten die [appellant] heeft gehad in de periode dat hij zijn woning heeft verhuurd, van de boedelachterstand kunnen worden afgetrokken, waardoor een lagere boedelachterstand resteert.
Ter zitting heeft de bewindvoerder verklaard te kunnen instemmen met een verlenging van de schuldsaneringsregeling.
4. Vooropgesteld dient te worden dat van personen ten aanzien van wie de schuldsanering is uitgesproken mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat [appellant] zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichting niet naar behoren is nagekomen door de bewindvoerder niet ongevraagd volledig en op tijd te informeren en een boedelachterstand te laten ontstaan. Mede gelet op de in hoger beroep overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting, is echter aannemelijk geworden dat sprake is van ernstige psychische problematiek die nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen heeft bemoeilijkt. Het hof acht daarom de tekortkomingen niet zodanig verwijtbaar dat het een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling rechtvaardigt. Hierbij is in aanmerking genomen dat inmiddels beschermingsbewind is aangevraagd en dat [appellant] in behandeling is bij Bavo Europoort en zijn medicatie inneemt. Ter zitting is door [naam 2] verklaard dat Bavo Europoort betrokken zal blijven bij de begeleiding van [appellant] . Ook weegt mee dat de bewindvoerder, anders dan in de eerste aanleg, in hoger beroep tot voortzetting van de schuldsaneringsregeling heeft geadviseerd. De regeling zal, in verband met de boedelachterstand, met inachtneming van het hierna volgende worden verlengd met een termijn van uiterlijk twee jaar, derhalve tot 16 maart 2021.
5. Ten aanzien van de omvang van de boedelachterstand wordt als volgt overwogen. Doordat (nog) niet duidelijk is wat in de afgelopen periode de woonlasten van [appellant] zijn geweest, kan de boedelachterstand op dit moment niet exact worden vastgesteld. Het hof verwacht van de bewindvoerder dat hij, met inachtneming van de woonlasten van [appellant] gedurende de afgelopen periode, een nieuwe berekening van de boedelachterstand maakt.
6. Gebleken is dat het saldo van ingediende en voorlopig erkende crediteuren € 25.580,65 bedraagt, bij een boedelsaldo van thans € 22.445,89. Gelet daarop ligt in de rede dat met een verlenging van de regeling met twee jaar [appellant] zijn schuldeisers volledig kan voldoen. Mocht reeds voor 16 maart 2021 het boedelsaldo toereikend zijn om alle voorlopig geverifieerde schulden, alsook het bewindvoerderssalaris en alle aan de afwikkeling van de schuldsaneringsregeling verbonden kosten te voldoen, dan kan de schuldsaneringsregeling reeds voor de einddatum van de verlengde schuldsaneringsregeling (16 maart 2021) op die grond worden beëindigd.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd.

De beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 31 augustus 2017;
en opnieuw rechtdoende:
- verlengt de looptijd van de schuldsaneringsregeling met twee jaar, derhalve tot 16 maart 2021, althans, voor zover dat eerder is dan 16 maart 2021, tot het moment dat het boedelsaldo toereikend is om alle voorlopig geverifieerde schulden, alsook het bewindvoerderssalaris en alle aan de afwikkeling van de schuldsaneringsregeling verbonden kosten te voldoen, waarbij [appellant] dient te blijven voldoen aan alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen;
- verwijst de zaak naar voornoemde rechtbank ter verdere uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. F. Damsteegt-Molier, S.R. Mellema en P.W. van Baal en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2017 in aanwezigheid van de griffier.