Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 19 december 2017
[eiseres],
[appellant],
Het geding
Beoordeling van de incidentele vordering
bedoeld zal zijn: 1992, hof) tot en met 2000. Deze aanslagen zijn voor [appellant] onherroepelijk komen vast te staan en hebben formele rechtskracht gekregen. Voor de belastingjaren 1992 tot en met 2001 zijn ook aanslagen aan de tweede rechthebbende, [eiseres], opgelegd. Dat is gebruikelijk als iedere bekendheid met de inhoud van een overeenkomst omtrent de onderlinge gerechtigheid ontbreekt. Ten tijde van het opleggen van de aanslagen aan [appellant] en ten tijde van de procedures over deze aanslagen is de onderlinge verhouding van de gerechtigheid van beide rekeninghouders niet komen vast te staan. De discussie over de onderlinge verhouding van de gerechtigheid tot de KB-Lux rekening had in een (veel) eerder stadium (toen de aan [appellant] opgelegde aanslagen nog niet onherroepelijk waren komen vast te staan) gevoerd kunnen worden en is in dit stadium tardief. [eiseres] heeft ook in dit incident op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat zij de enige gerechtigde is tot het op de KB-Lux rekening aangehouden vermogen en ook is volgens de Staat geenszins aannemelijk gemaakt dat [appellant] enige vermogensschade zou lijden door de aan hem opgelegde (en onherroepelijk) vaststaande aanslagen waarvoor hij [eiseres] aansprakelijk zou kunnen stellen. Het gezag van gewijsde van een arrest in de procedure [appellant]/Staat strekt zich niet uit tot [eiseres]. Van nadelige gevolgen voor [eiseres] is daarom geen sprake.