ECLI:NL:GHDHA:2017:3790

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
29 december 2017
Zaaknummer
200.211.320/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot schenking in meerderjarigenbewind; beoordeling van bijzondere omstandigheden

In deze zaak gaat het om een verzoek tot machtiging tot het doen van schenkingen namens een rechthebbende die met een zware verstandelijke handicap is geboren en nooit wilsbekwaam is geweest. De verzoekers, die als bewindvoerders optreden, hebben in hoger beroep de beschikking van de kantonrechter in Rotterdam van 14 december 2016 aangevochten, waarin hun verzoek om een machtiging tot schenkingen van in totaal € 10.000,- werd afgewezen. De verzoekers stellen dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van de hoofdregel, die stelt dat een verzoek tot machtiging tot schenking moet worden afgewezen indien er geen schenkingstraditie is, kan worden afgeweken. Ze wijzen erop dat de rechthebbende nooit een testament heeft opgemaakt en dat haar inkomen voldoende is om in haar levensonderhoud te voorzien.

Het hof heeft de zaak op 6 oktober 2017 mondeling behandeld, waarbij de verzoekers aanwezig waren met hun advocaat, terwijl de rechthebbende niet ter zitting verscheen. Het hof overweegt dat, hoewel de rechthebbende een aanzienlijk vermogen heeft, het niet in haar belang is om schenkingen te doen die haar vermogen kunnen verminderen, vooral gezien de mogelijke toekomstige verhoging van haar eigen bijdrage aan de zorginstelling. Het hof concludeert dat de beoogde schenkingen niet in het belang van de rechthebbende zijn en dat de verzoekers niet hebben aangetoond dat er bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de hoofdregel rechtvaardigen. Daarom bekrachtigt het hof de bestreden beschikking en bepaalt dat de verzoekers hun eigen kosten van het hoger beroep dragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 15 november 2017
Zaaknummer : 200.211.320/01
Zaaknummer rechtbank : 5417725 VZ VERZ 16-20695
1. [verzoeker] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder sub 1, tevens mentor,
2. [verzoekster] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder sub 2,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de verzoekers,
advocaat mr. W.M. Smeets te Hellevoetsluis.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats 3] ,
hierna te noemen: de rechthebbende.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De verzoekers zijn op 9 maart 2017 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 14 december 2016, hierna: de bestreden beschikking, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
Op 31 maart 2017 is van de zijde van de verzoekers een brief van diezelfde datum met bijlage ingekomen.
De zaak is op 6 oktober 2017 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de verzoekers, bijgestaan door hun advocaat.
De rechthebbende is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De advocaat van de verzoekers heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de verzoekers, strekkende tot het verlenen van een machtiging om schenkingen te mogen doen aan [verzoeker] , broer van rechthebbende en tevens bewindvoerder sub 1, en de vier kinderen van wijlen [naam] , zus van rechthebbende, onder wie de bewindvoerder sub 2, in totaal ten bedrage van € 10.000,- (in vijf gelijke delen van € 2.000,-) , te betalen uit het vermogen van rechthebbende, afgewezen.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de machtiging tot schenking meerderjarigenbewind.
2. De verzoekers verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, hun verzoek alsnog toe te wijzen, althans een zodanige machtiging te verlenen als het hof vermeent te behoren. Kosten rechtens.
3. De verzoekers voeren – kort samengevat – het volgende aan. De rechthebbende is met een zware verstandelijke handicap geboren en is niet in staat om haar wil te bepalen. Als hoofdregel geldt dat een verzoek tot machtiging tot het doen van een schenking namens een rechthebbende die zijn wil niet kan bepalen dient te worden afgewezen indien er geen schenkingstraditie wordt aangetoond. Echter, in onderhavig geval doen zich bijzondere omstandigheden voor die maken dat van deze hoofdregel kan worden afgeweken. Gelet op haar zware verstandelijke handicap heeft rechthebbende namelijk nimmer een testament opgemaakt en heeft zij gedurende haar leven geen schenkingen kunnen doen. Voorts is het inkomen van rechthebbende ruimschoots toereikend om in haar kosten van levensonderhoud, verzorging en verpleging te kunnen voorzien. De toekomstige verzorging van de rechthebbende loopt met de beoogde schenking dan ook geen gevaar. Sterker nog, hoe hoger het vermogen van de rechthebbende is, des te hoger haar eigen bijdrage wordt om aan de zorginstelling te betalen, zonder dat daar meer of betere zorg tegenover staat. Daarbij komt dat de vijf begunstigden in nauwe (familiaire) betrekking tot de rechthebbende staan. Na het overlijden van rechthebbende, zij is immers op leeftijd, zullen de begunstigden, dan wel hun rechtsopvolgers, meer successierecht moeten betalen aangezien zij de erfgenamen van rechthebbende zijn. Andere erfgenamen dan begunstigden, dan wel hun eventuele plaatsvervangers, zijn er niet. Bovendien hebben verzoekers hun taak als bewindvoerder (en mentor) sinds 1988, respectievelijk 2014, zorgvuldig uitgevoerd en blijft het vermogen van de rechthebbende na de schenking ruimschoots hoger dan € 30.000,-. Tot slot merken de verzoekers op dat de te beschermen belangen van de rechthebbende niet worden geschaad indien de machtiging tot het doen van de voorgenomen schenking wordt verleend. Ter zitting van het hof heeft de bewindvoerder sub 2 medegedeeld dat zij werkzaam is bij de instelling waar de rechthebbende verblijft. Voorts is ter zitting verwezen naar twee uitspraken van respectievelijk het hof Amsterdam en dit hof, omdat de omstandigheden in die zaken volgens de verzoekers gelijk zijn aan de omstandigheden in de onderhavige procedure en in die zaken de verzochte machtiging is toegestaan.
4. Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 1:441 lid 2 sub a BW behoeft de bewindvoerder toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat is, machtiging van de kantonrechter voor een aantal beschikkingshandelingen over het onder bewind gestelde vermogen van de rechthebbende, zoals door middel van de onderhavige voorgenomen schenking. Uit de “Aanbevelingen Meerderjarigenbewind” van het LOVCK volgt dat een door de bewindvoerder ingediend verzoek om te worden gemachtigd tot het doen van een schenking namens een rechthebbende die zijn wil niet kan bepalen, wordt afgewezen indien er geen schenkingstraditie wordt aangetoond. In bijzondere, door de bewindvoerder aan te voeren, omstandigheden kan daarvan worden afgeweken indien het belang van de rechthebbende dat vereist, dan wel indien de schenking de leefomgeving van de rechthebbende verbetert. Voorts wordt een schenking in beginsel niet toegestaan als het liquide vermogen van de rechthebbende als gevolg van die schenking minder dan € 30.000,- komt te bedragen.
5. Vast staat dat de rechthebbende met een zware verstandelijke handicap is geboren, dat zij nooit wilsbekwaam is geweest en er derhalve nooit sprake is geweest van een schenkingstraditie. In een dergelijk geval moet dan, om van de hoofdregel af te kunnen wijken, sprake zijn van bijzondere omstandigheden. Het hof is van oordeel dat de in rechtsoverweging 3 genoemde omstandigheden niet als bijzondere omstandigheden zijn aan te merken.
De rechthebbende is inmiddels [leeftijd] en heeft wellicht nog jaren te leven. Weliswaar bedroeg het vermogen van rechthebbende per 31 december 2016 ruim € 50.000,- en zal bij een schenking thans nog steeds boven het bedrag van € 30.000,- blijven. Voor het geval de rechthebbende een zeer hoge leeftijd bereikt of door overheidsmaatregelen de eigen bijdrage in haar verzorgingskosten omhoog gaat, acht het hof het echter in haar belang dat het huidige verzorgingsniveau zo veel mogelijk wordt gewaarborgd en haar vermogen niet substantieel afneemt door het doen van onverplichte schenkingen. In die zin staat naar het oordeel van het hof niet vast dat de beoogde schenkingen de belangen van de rechthebbende niet schaden. De beoogde schenkingen hebben onder meer ten doel een hogere eigen bijdrage aan de zorginstelling als gevolg van het groeiend eigen vermogen te voorkomen (terwijl de zorg gelijk blijft) en om te voorkomen dat de erfgenamen na het overlijden van de rechthebbende meer successierecht moeten betalen. Het hof is van oordeel dat deze doelen niet in het belang zijn van rechthebbende of leiden tot een verbetering van haar leefomgeving. Het om die reden toestaan van de verzochte schenkingen gaat uiteindelijk ten koste van de gemeenschap. Bovendien is niet te voorzien of de samenstelling van de erfgenamen ten tijde van het overlijden van de rechthebbende nog dezelfde samenstelling is als de huidige, zodat door het thans toestaan van schenkingen mogelijke toekomstige (andere) erfgenamen in het geval van overlijden van één van de huidige erfgenamen worden benadeeld. De verwijzing naar de uitspraak van het hof Amsterdam van 19 november 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:4330) doet aan het vorenstaande niet af. Weliswaar waren de omstandigheden in die zaak voor een groot deel vergelijkbaar met de omstandigheden in de onderhavige procedure, maar op grond van het hiervoor overwogene is dit hof, anders dan het hof Amsterdam, van oordeel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden. De verwijzing naar een uitspraak van dit hof van 27 augustus 2014 (ECLI:NL:GHDHA:2014:2877) doet evenmin aan het vorenstaande af, aangezien in die zaak wél sprake was van andere omstandigheden.
6. Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
7. Met betrekking tot de proceskosten zal het hof bepalen dat de verzoekers hun eigen kosten van het hoger beroep dragen.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
bepaalt dat de verzoekers hun eigen kosten van het hoger beroep dragen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.A. van Kempen, J.M. van Baardewijk en J. van der Hoeven, bijgestaan door A.J. Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2017.