ECLI:NL:GHDHA:2017:2713

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2017
Publicatiedatum
25 september 2017
Zaaknummer
22-000731-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van politieambtenaren door verdachte tijdens rechtmatige uitoefening van hun taak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk beledigen van politieambtenaren, te weten een hoofdagent en een brigadier van politie, tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie op 16 april 2016 te Delft. De verdachte heeft de woorden "Jullie mierenneukers" geuit, wat leidde tot een veroordeling in eerste aanleg tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis wordt vernietigd en dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 350,-, subsidiair 7 dagen hechtenis.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Het hof oordeelt dat de uitlating van de verdachte beledigend was, gezien de context waarin deze werd gedaan, en dat de verdachte opzet had op de aanranding van de eer en goede naam van de verbalisanten. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 350,-, met de mogelijkheid van 7 dagen hechtenis bij niet-betaling. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000731-17
Parketnummer: 09-080095-16
Datum uitspraak: 4 juli 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 13 februari 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1997,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 20 juni 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 april 2016 te Delft opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] (respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie Eenheid Den Haag), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Jullie mierenneukers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat het ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard, dat de verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 350,-, te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks16 april 2016 te Delft opzettelijk beledigend
(een)ambtena
(a)r
(en
), te weten [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 2] (respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie Eenheid Den Haag), gedurende en
/ofter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/hun bediening, in
diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Jullie mierenneukers"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat het woord “mierenneukers” in het algemeen niet beledigend is en dat zijn cliënt met het bezigen daarvan niet de intentie heeft gehad om de politieambtenaren te beledigen, zodat hij van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt het verweer.
Het hof stelt voorop dat het gebruik van het woord “mierenneukers” in het algemeen op zichzelf niet beledigend is. Of er sprake is van belediging, oftewel van opzet op de aanranding van iemands eer en goede naam, hangt af van de context waarin het hier tenlastegelegde “jullie mierenneukers” is gebezigd (vergelijk HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2003). Daarbij kunnen relevante gezichtspunten zijn of de gewraakte term is geuit jegens ambtenaren die bezig zijn met het uitoefenen van een wettelijke taak en of de term is geuit in het openbaar, ten aanhore van derden.
Uit het proces-verbaal van aanhouding nr. PL1500-2016107241-2 (blz. 5 tot en met 7) blijkt, voor zover relevant, het navolgende. De verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] zijn op 16 april 2016 opgeroepen door een surveillance-eenheid, welke eenheid als taak heeft het in kaart brengen van de overlast welke wordt veroorzaakt door een groep jeugd in een bepaald gebied te Delft. Ter plaatse aangekomen zagen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] een groep jeugd staan en hoorden zij van de andere eenheid dat dit de groep was die gedurende het dienstverband van die eenheid (en de dienstverbanden daarvoor) bezig was met het veelvuldig verstoren van de openbare orde, onder andere door het gooien van spullen zoals appels en glas in de richting van surveillance-voertuigen en verbalisanten en het uitdagen, uitjoelen en najouwen van verbalisanten, alsmede het bekladden van muren met namen van verbalisanten. Toen de verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] een viertal jongens die deel uitmaakte van de groep, staande hield ten einde hen te identificeren, zag verbalisant [benadeelde partij 2] even buiten de groep de verdachte staan, die oorspronkelijk deel uitmaakte van dezelfde groep en die zijn telefoon pakte en de staande houding begon te filmen. De verdachte riep daarbij luidruchtig: "Jongens ik film het, jongens ik film het." Als gevolg hiervan liepen de staande gehouden personen steeds weg en werden de verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] belemmerd in hun werkzaamheden. Daarop werd de verdachte staande gehouden
,ten einde deze belemmering te stoppen. Nadat de verdachte, op vordering van de verbalisant, zijn legitimatiebewijs overhandigde, hoorde verbalisant [benadeelde partij 2] dat de verdachte tegen hem en collega [benadeelde partij 1] “op duidelijke en niet mis te verstane wijze” zei: “Jullie zijn mierenneukers”. Dat leidde ertoe dat de overige aanwezige jongens hard begonnen te lachen, terwijl zij de kant van de verbalisanten opkeken. De verbalisanten hebben in genoemd proces-verbaal vermeld dat zij zich “door de bewoording van [de verdachte] in combinatie met het lachen van de overige jongens” in hun eer en goede naam voelden aangetast.
Naar het oordeel van het hof had de verdachte met het bezigen van “jullie zijn mierenneukers”, gegeven de context, het opzet op de aanranding van de eer en goede naam van de verbalisanten. Die context houdt naar het oordeel van het hof hier in dat de verdachte onderdeel uitmaakte van een groep van personen die het er klaarblijkelijk om was te doen voortdurend de confrontatie te zoeken met de politie en de politie daarbij uit te dagen en ook belachelijk te maken. Het filmen door de verdachte van de staandehouding en het luidruchtig kenbaar maken daarvan kan in dit verband en in dit concrete geval ook worden gezien als een uitingsvorm van deze strategie. Door onder deze omstandigheden de verbalisanten die verdachte tot de orde willen roepen in het bijzijn van andere leden van de groep toe te voegen “jullie zijn mierenneukers”, waarmee verdachte ook de lachers in die groep op zijn hand kreeg, maakt dat die uitlating beledigend van karakter moet worden geacht in de zin van artikel 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Verdachte heeft op de bewezen verklaarde wijze politieagenten beledigd. Zodoende heeft hij deze in zijn eer en goede naam aangerand en ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor het openbaar gezag. Ambtenaren met een publieke taak moeten - in het belang van de openbare orde - kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met beledigingen vanuit het publiek.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. C.J. van der Wilt, mr. T.L. Tan en mr. W.A.G.J.W. Ferenschild, in bijzijn van de griffier mr. H. Hafti.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 juli 2017.
Mr. T.L. Tan is buiten staat dit arrest te ondertekenen.