ECLI:NL:HR:2013:2003

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
12/04100
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van ambtenaren in functie door het gebruik van het woord 'mierenneuker'

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarin de verdachte is veroordeeld voor belediging van ambtenaren in functie. De verdachte, geboren in 1989, heeft op 15 maart 2011 te Vinkeveen tijdens een politiecontrole het woord 'mierenneuker' tegen twee ambtenaren van de regiopolitie Utrecht gezegd. De vraag die in deze zaak centraal staat, is of het gebruik van dit woord in de gegeven context als belediging kan worden aangemerkt volgens artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht.

De Hoge Raad herhaalt in zijn oordeel dat het gebruik van het woord 'mierenneuker' op zichzelf niet beledigend is, maar dat de context waarin het woord is gebruikt bepalend is voor de beoordeling. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte het woord in aanwezigheid van andere jongeren heeft geuit, wat de impact van de uitlating vergrootte. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de uitlating de eer en goede naam van de ambtenaren heeft aangetast, en dat het oordeel van het Hof niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.

De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere veroordeling door het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest benadrukt het belang van context bij de beoordeling van beledigende uitlatingen en bevestigt dat woorden die op zichzelf niet beledigend zijn, in bepaalde situaties wel als zodanig kunnen worden aangemerkt.

Uitspraak

17 december 2013
Strafkamer
nr. 12/04100
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 26 januari 2012, nummer 21/002034-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D. Greven, advocaat te Almelo, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel keert zich tegen 's Hofs oordeel dat het toevoegen aan ambtenaren in functie van het in de bewezenverklaring voorkomende woord "mierenneuker" als belediging in de zin van art. 266 Sr kan worden aangemerkt.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 15 maart 2011 te Vinkeveen opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [verbalisant 1], brigadier van regiopolitie Utrecht en [verbalisant 2], aspirant van regiopolitie Utrecht, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd het woord "Mierenneuker!", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking."
2.3.
De bewezenverklaring steunt op het volgende bewijsmiddel:
"Het door [verbalisant 2], aspirant, en [verbalisant 1], brigadier, van politie Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0971/2011058746-4 en gesloten en getekend op 15 maart 2011 (op pagina 7 en 8 van het hiervoor in het proces-verbaal ter terechtzitting onder 1 vermelde dossier proces-verbaal), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 15 maart 2011 hielden wij, verbalisanten, een scootercontrole met een rollentestbank te Vinkeveen. Wij controleerden een jongeman op een bromfiets die opgaf te zijn: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1989. Ik, van [verbalisant 1], hoorde [verdachte] iets zeggen. [verdachte] zei dat hij "Mierenneuker" had gezegd en ik hoorde hem nogmaals "Mierenneuker" zeggen. Ik zag dat [verdachte] daarbij in mijn richting keek. Ik, [verbalisant 2], heb gehoord dat [verdachte] tot drie keer toe "Mierenneuker" tegen ons zei. Wij, verbalisanten, voelden ons door de uitlatingen van [verdachte] in onze goede naam en eer aangetast, temeer omdat er nog een aantal jongeren op de controleplaats stonden die de uitlatingen van [verdachte] gehoord konden hebben. Hierop hebben wij [verdachte] als verdachte van belediging van een ambtenaar in functie aangehouden."
2.4.
De bewezenverklaring houdt in dat het gaat om een belediging die twee personen mondeling in hun tegenwoordigheid is aangedaan. In een dergelijk geval moet een uitlating als beledigend worden beschouwd indien zij de strekking heeft die anderen aan te randen in hun eer en goede naam. Het oordeel dat daarvan sprake is zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan (vgl. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:BJ9796, NJ 2010/671).
2.5.
Het gebruik van het woord "mierenneuker" is, in het algemeen, op zichzelf, niet beledigend, zodat in deze zaak de beantwoording van de vraag of sprake is van belediging in de zin van art. 266 Sr, afhangt van de context waarin dat woord is gebezigd. Met betrekking tot die context heeft het Hof blijkens het gebezigde bewijsmiddel vastgesteld dat de verdachte tijdens controlewerkzaamheden van de politie waarbij de bromfiets van de verdachte werd gecontroleerd met een rollentestbank tegen de in de bewezenverklaring genoemde verbalisanten, in aanwezigheid van andere personen, drie keer het woord "mierenneuker" heeft toegevoegd. Het Hof heeft daarmee als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat onder deze omstandigheden het woord "mierenneuker" de strekking heeft de personen tot wie de uitlatingen waren gericht in hun eer en goede naam aan te tasten en dat dit woord derhalve in het onderhavige geval als beledigend moet worden aangemerkt. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk.
2.6.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 december 2013.