Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Beschikking van 14 februari 2017
[verzoeker] ,
[verweerder],
Stichting Schaderegelingskantoor voor rechtsbijstandverzekering,
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 februari 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzoekschrift dat niet was ondertekend door een advocaat. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. L.C. Blok, had op 2 november 2016 een verzoekschrift ingediend om herroeping van een eerdere beschikking. Het hof had de verzoeker de gelegenheid geboden om het verzuim te herstellen door het verzoekschrift door een advocaat te laten ondertekenen, met een uiterste datum van 30 november 2016. Echter, het verzoekschrift werd pas op 8 december 2016 door de advocaat ingediend, wat te laat was volgens artikel 281 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De verweerders, waaronder de Stichting Schaderegelingskantoor voor rechtsbijstandverzekering, hebben verzocht om de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren. Het hof oordeelde dat de verzoeker niet tijdig had voldaan aan de gestelde voorwaarden en dat het verzuim niet was hersteld binnen de gegeven termijn. De verzoeker voerde aan dat de griffie hem had verzocht om een ondertekend exemplaar van het verzoekschrift te sturen, maar het hof verwierp dit argument, stellende dat de verzoeker op de hoogte moest zijn van de procedurele regels.
Uiteindelijk verklaarde het hof de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek en veroordeelde hem in de kosten van de procedure. Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van verzoekschriften door een advocaat en de gevolgen van het niet naleven van procedurele vereisten.