2.1Het Waarborgfonds heeft zich ter comparitie bereid verklaard om, als partijen het eens zouden worden over het meteen stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad, uit te gaan van de feiten zoals die zijn vastgesteld in de beide bestreden vonnissen. Nu, zoals hierna (onder 4.1 e.v.) nader zal worden beschreven, aan de gestelde voorwaarde is voldaan, zal het hof in hoger beroep uitgaan van die feiten. Gemakshalve zullen die feiten hier worden opgenomen. Daarbij gaat het niet alleen om de feiten die de rechtbank onder het kopje “De feiten” heeft opgenomen, maar ook om feiten die op andere plaatsen in het vonnis zijn vastgesteld.
feiten in de zaak 200.192.239/01 (Waarborgfonds / Bovemij)
i Op 11 juli 2013 heeft omstreeks 12.55 uur op de Stadhoudersweg te Rotterdam een aanrijding plaatsgevonden tussen een minderjarige fietser, [Fietser] , en een bromfiets met kenteken [kenteken] (verder: de bromfiets). De bromfiets werd bestuurd door [Bromfietsbestuurder] (verder: [Bromfietsbestuurder] ). [Fietser] heeft bij het ongeval ernstig letsel opgelopen.
ii De politie heeft kort na het ongeval het online register van de Rijksdienst voor het wegverkeer (hierna: het RDW-register) geraadpleegd en geconstateerd dat de bromfiets ten tijde van het ongeval niet WA-verzekerd was, zoals blijkt uit het door de politie Rotterdam-Rijnmond na het ongeval opgemaakte proces-verbaal.
iii Op 11 juli 2013 om 20.06 uur (
zie voor het tijdstip r.o. 4.2 van het bestreden vonnis, hof) heeft […] , de echtgenote van [Bromfietsbestuurder] , een aansprakelijkheidsverzekering (hierna: de verzekering) voor de bromfiets aangevraagd bij Enra Verzekeringen B.V., als gevolmachtigd agent van Bovemij.
iv De onder iii genoemde aanvraag is verwerkt op vrijdag 12 juli 2013 om 9.31 uur (
zie r.o. 4.2 van het bestreden vonnis, hof).
v Bij brief van 12 juli 2013 heeft Enra aan [Echtgenote van Bromfietsbestuurder] bericht dat haar aanvraag voor de verzekering in goede orde was ontvangen en dat haar motorrijtuig “vanaf dit moment” in voorlopige dekking was genomen.
vi De verzekering bood dekking vanaf 11 juli 2013 om 20.06 uur (
zie r.o. 4.5 van het bestreden vonnis, hof).
vii Uit het RDW-register blijkt dat voor de bromfiets tussen 8 juni 2013 en 11 juli 2013 geen aansprakelijkheidsverzekering was afgesloten; na aanmelding van de verzekering door Bovemij is de verzekering in dat register geregistreerd met ingang van 11 juli 2013.
viii Bij brief van 23 juli 2013 heeft de raadsman van [Fietser] Enra aansprakelijk gesteld voor de schadelijke gevolgen van het ongeval, welke brief Enra heeft doorgezonden aan Bovemij.
ix Bij e-mail van 2 september 2013 heeft Bovemij aan de raadsman van [Fietser] en haar wettelijke vertegenwoordiger bericht dat de verzekering pas na het ongeval is aangevraagd en dat de bromfiets ten tijde van het ongeval dus niet was verzekerd en hem doorverwezen naar het Waarborgfonds.
x Bij brief van 5 september 2013 heeft het Waarborgfonds de raadsman van [Fietser] laten weten de zaak niet in behandeling te nemen, omdat zelfs in het geval een verzekeraar op de schadedatum dekking verleent ná het ongeval, de WAM-verzekeraar ook het “voorrisico” meeverzekert gedurende die gehele dag vanaf 00.00 uur.
xi Bovemij heeft de schadeafwikkeling tegen cessie ter hand genomen en het Waarborgfonds de gelegenheid geboden bij de schadeafwikkeling betrokken te zijn.
feiten in de zaak 200.192.240/01 (Waarborgfonds / Reaal)
a. Op 4 mei 2010 heeft [automobilist] (hierna: [automobilist] ) een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid (WAM-verzekering) afgesloten bij Proteq, rechtsvoorgangster van Reaal, voor een aan haar toebehorende [autoY] .
b. Vanaf 14 mei 2010 was [automobilist] ook in het bezit van een [autoX] .
c. Op 3 augustus 2010 om 13.56 uur (
zie voor het tijdstip r.o. 4.1 van het bestreden vonnis, hof) is met de [autoX] een ongeval veroorzaakt. De linker voorband van de [autoX] is lek geraakt, waardoor de [autoX] begon te slingeren en een kettingbotsing heeft veroorzaakt. Door het ongeval zijn vijf motorrijtuigen beschadigd geraakt en heeft een aantal automobilisten letsel opgelopen.
d. De politie heeft diezelfde dag kort na het ongeval het RDW-register geraadpleegd en geconstateerd dat voor de [autoX] ten tijde van het ongeval geen verzekering was opgenomen.
e. [automobilist] heeft eveneens op diezelfde dag om 14.07 uur Proteq / Reaal telefonisch verzocht de [autoX] in plaats van de [autoY] in dekking te nemen, aan welk verzoek Proteq / Reaal heeft voldaan (
zie r.o. 4.3 van het bestreden vonnis, hof).
f. De verzekering bood dekking voor de [autoX] vanaf 3 augustus 2010 om 14.07 uur (
zie r.o. 4.7 van het bestreden vonnis, hof).
g. Uit op 23 september 2010 opgevraagde gegevens blijkt dat Proteq / Reaal in het RDW-register is opgenomen als WAM-verzekeraar van de [autoX] Reaal met ingang van 3 augustus 2010.
h. De benadeelden hebben zich tot Reaal gewend om hun (letsel)schade te verhalen. Reaal heeft uitkering geweigerd, waarna de benadeelden zich hebben gewend tot het Waarborgfonds, dat aan de benadeelden heeft uitgekeerd.
i. Het Waarborgfonds heeft Reaal verzocht de schade die zij heeft geleden, te vergoeden en de schadebehandeling over te nemen. Reaal heeft dit geweigerd.
overige vaststaande feiten in beide zaken