Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 9 mei 2017
[appellant],
KONINKLIJKE BEROEPSORGANISATIE VAN GERECHTSDEURWAARDERS,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Artikel 3
Artikel 5
Artikel 7
Artikel 11
out of pocket-kosten door leden van de KBvG’ (hierna: Bestuursregel 1) vastgesteld. Bestuursregel 1 is op 1 december 2013 in werking getreden. Bestuursregel 1 houdt in dat indien een gerechtsdeurwaarder out-of-pocketkosten voorfinanciert voor een eiser, voor die voorfinanciering te allen tijde volledige financiële dekking aanwezig dient te zijn, hetgeen er op neerkomt dat de gerechtsdeurwaarder voor deze kosten een voorschot van zijn opdrachtgever onder zich dient te hebben. Blijkens de toelichting op Bestuursregel 1 betreffen out-of-pocketkosten bijvoorbeeld kosten van verhuizers, van slotenmakers, van informatie, griffierechten of aan collega-gerechtsdeurwaarders betaalde exploten in het kader van afwikkelnota’s of losse exploten door hen betekend.
onnodigwordt beperkt heeft hij niet onderbouwd. Voor zover [appellant] daarbij wil teruggrijpen op zijn eerdere betoog dat er minder vergaande alternatieven voorhanden zijn, faalt dat betoog op de hiervoor aangegeven gronden. [appellant] betoogt voorts dat indien een solitair deurwaarderskantoor een andere deurwaarder inschakelt om elders in Nederland een exploot te betekenen, sprake is van out-of-pocket-kosten, zodat hij een voorschot aan zijn opdrachtgever moet vragen, terwijl dat niet geldt voor landelijk werkende deurwaarderskantoren, die exploten in geheel Nederland door hun eigen medewerkers kunnen laten betekenen. Ook dit betoog faalt. [appellant] heeft immers niet onderbouwd dat het vragen van een voorschot dermate bezwaarlijk is dat marktdeelnemers hierdoor hun gedrag (bijvoorbeeld bij de keuze van een deurwaarderskantoor) laten beïnvloeden, laat staan dat [appellant] heeft aangetoond dat een eventuele invloed onnodig is.