ECLI:NL:GHDHA:2017:1441
Gerechtshof Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding na vrijspraak wegens eigen schuld aan vrijheidsbenemende dwangmiddelen
Op 22 mei 2017 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin de verzoekster, na een vrijspraak in een strafzaak, een schadevergoeding van € 66.090,00 vroeg voor de schade die zij had geleden door haar voorlopige hechtenis. De verzoekster was eerder vrijgesproken door het hof na een arrest van 3 maart 2016, maar had in de tussentijd bekennende verklaringen afgelegd die haar situatie compliceren. Tijdens de behandeling van het verzoek op 10 april 2017 was de verzoekster niet verschenen, hoewel zij opgeroepen was. De advocaat-generaal concludeerde tot afwijzing van het verzoek, wat het hof uiteindelijk ook heeft gedaan.
Het hof overwoog dat de verzoekster, door het afleggen van bekennende verklaringen, zelf heeft bijgedragen aan de verdenking die tegen haar is blijven bestaan. Het hof oordeelde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van een schadevergoeding, omdat de bekennende verklaringen niet onder ongeoorloofde druk tot stand waren gekomen. De verzoekster had zich aanvankelijk op haar zwijgrecht beroepen, maar had later drie keer een bekennende verklaring afgelegd. Het hof concludeerde dat de verzoekster verantwoordelijk was voor de gevolgen van haar proceshouding en dat de vrijheidsbenemende dwangmiddelen die tegen haar waren toegepast, een gevolg waren van haar eigen handelen.
De beslissing van het hof was dat het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en dit werd op 22 mei 2017 in het openbaar uitgesproken. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.