ECLI:NL:GHDHA:2017:1355

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
200.208.505/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de schuldsaneringsregeling na afwijzing door de rechtbank

In deze zaak hebben appellanten hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin hun verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat appellanten niet-ontvankelijk waren in hun verzoek, omdat niet voldoende inzicht was gegeven in de financiële situatie en de mogelijkheden om aan schuldeisers te voldoen. Appellanten hebben in hoger beroep aanvullende informatie verstrekt, waaronder een e-mail van PLANgroep, waarin werd verduidelijkt welk deel van de ontslagvergoeding ter beschikking zou worden gesteld aan de schuldeisers. Het hof heeft vastgesteld dat appellanten nu ontvankelijk zijn in hun verzoek en dat zij voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zullen nakomen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De zaak is vervolgens terugverwezen naar de rechtbank voor de uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft ook rekening gehouden met de psychische gesteldheid van appellanten en de begeleiding die zij ontvangen, wat bijdraagt aan hun kans op een succesvolle schuldsanering.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.208.505/01
Rekestnummer rechtbank : C/09/520134 / FT RK 16/2245 en
C/09/520135 / FT RK 16/2246

arrest van 18 april 2017

inzake

1. [appellant] ,

2. [appellante] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna afzonderlijk te noemen: [appellant] , [appellante] , en tezamen: appellanten,
advocaat: mr. C. Nobel te Den Haag.

Het geding

Bij verzoekschrift (met producties), ingekomen ter griffie van het hof op 1 februari 2017, hebben appellanten hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 januari 2017, waarbij hun verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. Zij verzoeken het hof het vonnis waarvan hoger beroep te vernietigen en hen alsnog toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. Bij brief van 28 februari 2017 is nog een aantal producties aan het hof toegezonden.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 april 2017. Verschenen zijn: appellanten, bijgestaan door hun advocaat en mevrouw [naam] , maatschappelijk werkster bij Impegno.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Appellanten hebben op 18 oktober 2016 bij de rechtbank een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling. Volgens de aan het hof overgelegde bijlage ex artikel 285 Faillissementswet (Fw) is sprake van een totale schuldenlast van € 32.152,97.
2. De rechtbank heeft appellanten niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat door PLANgroep niet inzichtelijk is gemaakt welk gedeelte van de door [appellant] ontvangen ontslagvergoeding voor de schuldeisers ter beschikking zal worden gesteld en eveneens onvoldoende inzicht is gegeven omtrent het bedrag dat thans is gereserveerd. Hierdoor is onvoldoende aannemelijk dat in het minnelijk traject het maximaal haalbare is aangeboden. Volgens de rechtbank is hiermee niet voldaan aan artikel 285 lid 1 sub f Fw.
Ten overvloede heeft de rechtbank overwogen dat onvoldoende aannemelijk is dat [appellante] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven (artikel 288 lid 1 aanhef en onder c Fw), nu niet is gebleken dat haar psychische problemen beheersbaar zijn.
3. De gronden van het hoger beroep kunnen als volgt worden samengevat.
Appellanten verzoeken het hof hun verzoekschrift alsnog ontvankelijk te verklaren, nu zij in hoger beroep een e-mail van PLANgroep van 26 januari 2017 hebben overgelegd waaruit blijkt dat het bedrag van € 9.607,- thans op de boedelrekening staat en op welke wijze dit bedrag zal worden aangewend voor de voldoening van de schuldeisers in het kader van het minnelijk traject.
In tegenstelling tot wat de rechtbank heeft overwogen is het [appellant] en niet [appellante] die kampt met een PTSS en hiervoor nog onder behandeling is. [appellante] kampt met depressieve klachten en staat eveneens onder behandeling bij PsyQ. Appellanten hebben beiden een verklaring van PsyQ over hun psychische gesteldheid overgelegd.
Appellanten hebben sinds december 2015 hun financiën onder controle en maken sinds juli 2016 gebruik van budgetbeheer, zodat de kans op het ontstaan van nieuwe schulden gering is. Daarnaast worden zij begeleid door Impegno.
Tot slot hebben appellanten ter zitting van het hof een beroep gedaan op de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 Fw.
4. In de eerste plaats dient te worden beoordeeld of appellanten ontvankelijk zijn in hun oorspronkelijk verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het hof oordeelt daaromtrent als volgt.
Door appellanten is middels een e-mail van PLANgroep in hoger beroep alsnog inzichtelijk gemaakt welk gedeelte van de ontvangen ontslagvergoeding ter beschikking zal worden gesteld aan de schuldeisers en welk bedrag thans is gereserveerd. Uit de e-mail aan schuldeiser Lindorff blijkt voorts dat het gereserveerde deel van de ontslagvergoeding is meegenomen in het aanbod dat aan de schuldeisers is gedaan in het minnelijk traject. Derhalve is in hoger beroep voldoende aannemelijk geworden dat in het minnelijk traject het maximaal haalbare is aangeboden. Het hof acht appellanten dan ook ontvankelijk in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.
5. Gelet op de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is in hoger beroep voldoende aannemelijk geworden dat appellanten de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zullen nakomen en zich zullen inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Uit de in hoger beroep overgelegde stukken is gebleken dat - anders dan de rechtbank heeft overwogen - [appellante] niet kampt met een PTSS, maar met depressieve klachten. Door in hoger beroep een verklaring van haar psycholoog te tonen heeft zij voldoende aannemelijk kunnen maken dat haar psychische gesteldheid stabiel is.
Verder is in hoger beroep weliswaar gebleken dat [appellant] kampt met een PTSS, maar hij heeft aannemelijk gemaakt dat hij er klaar voor is om de uit de schuldsanneringsregeling voortvloeiende verplichtingen na te komen. Uit de overgelegde verklaring van zijn psycholoog blijkt dat [appellant] zich aan de gemaakte afspraken houdt en gemotiveerd is in zijn behandeling. Verder heeft mevrouw [naam] van Impegno ter zitting van het hof nadrukkelijk verklaard dat [appellant] erg gemotiveerd is en thans vrijwilligerswerk doet. Ook heeft zij verklaard dat appellanten vanuit Impegno (vooralsnog) hulp en begeleiding zullen blijven krijgen nadat de schuldsaneringsregeling op hen van toepassing is verklaard. Een voldoende sociaal vangnet is derhalve aanwezig.
6. Nu niet gebleken is van beletselen die aan toepassing van de schuldsaneringsregeling in de weg staan, zal het hof het bestreden vonnis vernietigen en de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitspreken.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 januari 2017;
en opnieuw rechtdoende:
- verklaart appellanten ontvankelijk in hun verzoek om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling;
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van appellanten uit;
- verwijst de zaak naar voornoemde rechtbank ter uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.W. van Baal, S.R. Mellema en F. Damsteegt-Molier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer.