5.2.De Inspecteur concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank dat belanghebbende geen ondernemer is. Ingeval het gelijk met betrekking tot het ondernemerschap van belanghebbende aan belanghebbende is, dient de naheffingsaanslag in stand te blijven gelet op de aangebrachte (omzet)correcties bij Kantoor [X] . De naheffingsaanslag is ook in dat geval niet tot een te hoog bedrag vastgesteld, aldus de Inspecteur.
6. De Rechtbank heeft met betrekking tot het geschil als volgt overwogen:
“7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [de Inspecteur], met hetgeen hij daarover in het controlerapport heeft vermeld en daartoe voor het overige in het geding heeft aangevoerd en overgelegd, aannemelijk gemaakt dat [belanghebbende] vrijwel geen bemoeienis heeft met de in 1 vermelde ondernemingen. Met hetgeen [belanghebbende] daartoe heeft aangevoerd en overgelegd heeft zij het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [de Inspecteur] zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat [belanghebbende] nimmer ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 is geweest, dat zij daarom ten onrechte omzetbelasting heeft teruggevraagd en die teruggaven haar ten onrechte zijn verleend. De naheffingsaanslag is daarom terecht opgelegd. Feiten en omstandigheden dat de naheffingsaanslag naar een te hoog bedrag is vastgesteld zijn gesteld noch gebleken.
8. Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”
Beoordeling van het hoger beroep
Geschilpunt a (ondernemerschap)
7.1.1.De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende - in weerwil van haar inschrijving bij de Kamer van Koophandel als ondernemer - niet als ondernemer voor de heffing van omzetbelasting kan worden aangemerkt, aangezien zij, naar hij stelt, (vrijwel) geen werkzaamheden verricht voor ‘Kantoor [X] ’. Belanghebbende is geen zelfstandig ondernemer omdat zij uitsluitend ondersteunende werkzaamheden verricht en [Y] overigens alle werkzaamheden verricht. Dientengevolge is [Y] , handelend onder de naam Kantoor [X] , de ondernemer die prestaties voor de heffing van omzetbelasting verricht, aldus begrijpt h de Inspecteur. Belanghebbende heeft dat standpunt gemotiveerd betwist.
7.1.2.Vooropgesteld zij dat op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wet OB “ieder”, die een bedrijf zelfstandig uitoefent ondernemer is. Van doorslaggevend belang is hoe de entiteit (“ieder”) zich aan de buitenwereld presenteert.
7.1.3.In dit verband is van belang dat niet in geschil is dat onder de naam Kantoor [X] belastingadvieswerkzaamheden worden verricht tegen vergoeding. De daarmee gemoeide facturen worden opgemaakt door belanghebbende. Bancair betalingsverkeer ten behoeve van de onderneming vindt uitsluitend plaats via een bankrekening van belanghebbende. Voorts wordt voor belanghebbendes ondernemingsactiviteiten een jaarrekening opgemaakt.
7.1.4.Voorts is van belang dat belanghebbende naar buiten treedt en diensten verricht. Belanghebbende wordt, gelet op haar inschrijving bij de Kamer van Koophandel, gebonden voor alle rechtshandelingen die door of namens het kantoor zijn verricht, waardoor zij aansprakelijk is voor alle verbintenissen die door die rechtshandelingen ontstaan. [Y] is niet bevoegd (zelfstandig) overeenkomsten aan te gaan voor een bedrag hoger dan
f500. Overeenkomsten worden gesloten door of namens belanghebbende handelend onder de naam Kantoor [X] . Indien opdrachten worden aangenomen tot het geven van belastingadviezen en het verrichten van boekhoudkundige werkzaamheden, heeft belanghebbende ervoor zorg te dragen dat die opdrachten worden uitgevoerd. Als de verbintenissen niet (naar behoren) worden uitgevoerd dan is belanghebbende aansprakelijk. De Inspecteur heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
7.1.5.Daarenboven geldt dat belanghebbende de stelling van de Inspecteur dat zij geen bemoeienis heeft met de fiscale werkzaamheden van Kantoor [X] en uitsluitend ondersteunende werkzaamheden verricht, gemotiveerd heeft weersproken. Zij heeft ter zitting - geloofwaardig - uiteen gezet dat zij diverse activiteiten verricht, waaronder boekhoudkundige werkzaamheden en administratieve werkzaamheden, en dat [Y] in het bijzonder de fiscaal juridische adviezen verstrekt en het woord voert onder meer in geval van fiscaal juridische procedures. De door de Inspecteur ingebrachte verklaring van [Y] , afgelegd tegen twee ambtenaren van het Hoogheemraadschap [K] , dat hij alle boekhoudkundige werkzaamheden verricht, legt hiertegenover te weinig gewicht in de schaal.
7.1.6.Wat er verder ook zij van de stelling van de Inspecteur dat belanghebbende louter ondersteunende werkzaamheden verricht geldt dat ook ingeval de interne taakverdeling tussen [Y] en belanghebbende zodanig is dat belanghebbende uitsluitend dergelijke werkzaamheden verricht en [Y] de fiscale werkzaamheden, dit op zichzelf niet meebrengt dat zij niet de relevante ondernemer is voor de heffing van omzetbelasting voor de werkzaamheden van Kantoor [X] (vgl. HR 4 december 2009, nr. 43 742, ECLI:NL:HR:2009:BB8345, BNB 2010/55). Belanghebbende is immers degene die handelend onder de naam Kantoor [X] naar buiten treedt en een interne taakverdeling, wat daarvan ook zij, is in dit verband niet relevant. 7.1.7.Uit het voorgaande wordt geconcludeerd dat belanghebbende ondernemer is voor de heffing van omzetbelasting en dat de stelling van de Inspecteur faalt. Dat [Y] de contacten met de belastingdienst onderhoudt maakt dit niet anders.
Geschilpunt b (vertrouwensbeginsel)
7.2.1.Belanghebbende heeft voorts ten aanzien van het ondernemerschap een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Belanghebbende verwijst in dit verband naar eerdere boekenonderzoeken, hiervoor vermeld onder 3.13 tot en met 3.16, die plaats hebben gevonden bij belanghebbende en haar echtgenoot. Gelet op de inhoud van de rapporten van die boekenonderzoeken, mocht zij erop vertrouwen, aldus belanghebbende, dat zij ook in de onderhavige jaren zou worden aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting.
7.2.2Voor zover, gelet op het vorenoverwogene omtrent geschilpunt a, thans nog van belang, wordt voorop gesteld dat belanghebbende, zoals onder 3.1 opgenomen, vanaf 1 februari 1982 bij de Kamer van Koophandel vermeld staat als eenmanszaak (Kantoor [X] ) en dat belanghebbende door de Inspecteur tot aan de onderhavige jaren steeds als ondernemer voor de heffing van omzetbelasting is aangemerkt.
7.2.3.In het arrest van 18 december 1991, nr. 27 127, ECLI:HR:1991:BH8148 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat voor een in rechte te beschermen vertrouwen niet is vereist dat de aangelegenheid bij een boekenonderzoek door de belastingadministratie daadwerkelijk op haar fiscale merites is beoordeeld, doch dat voldoende is dat de belastingplichtige in de gegeven omstandigheden mocht aannemen dat zulks het geval was. Dit zal zich in het algemeen voordoen, indien de betrokken aangelegenheid verhoudingsgewijs van zodanig belang is dat zij niet aan de aandacht van de met de controle belaste ambtenaren kan zijn ontsnapt, en bovendien de gevolgen voor de belastingheffing van dien aard zijn dat het voor de hand ligt om kritische opmerkingen te maken, zo niet tot naheffing over te gaan. Alsdan zal de inspecteur, door niettemin generlei opmerking te maken en naheffing achterwege te laten, in het algemeen bij de belastingplichtige het gerechtvaardigde vertrouwen wekken dat de wijze waarop deze de betrokken aangelegenheid in fiscaal opzicht heeft behandeld, zijn goedkeuring kan wegdragen.
7.2.4.Ter zitting heeft de Inspecteur desgevraagd verklaard dat in de voorgaande jaren niet bewust het standpunt van belanghebbende en [Y] is gevolgd met betrekking tot het ondernemerschap. Voor de heffing van omzetbelasting is het al dan niet zijn van ondernemer verhoudingsgewijs echter van zodanig groot belang dat zij bij de onder 3.13 aangehaalde boekenonderzoeken niet aan de aandacht van de controlerend ambtenaren kan zijn ontsnapt en bovendien zijn de gevolgen van het al dan niet zijn van ondernemer voor de omzetbelasting van dien aard dat het bij enige twijfel aan de juistheid voor de hand ligt om daaromtrent kritische opmerkingen te maken, zo niet tot naheffing over te gaan. Dat is gelet op hetgeen belanghebbende en de Inspecteur ter zitting hebben verklaard en gelet op de inhoud van de oude rapporten niet gebeurd. Bij belanghebbende is hierdoor het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij als ondernemer voor de omzetbelasting kwalificeert. Ook om die reden slaagt belanghebbendes hoger beroep in zoverre. De stellingen van de Inspecteur dat sprake is van gewijzigde omstandigheden, dat belanghebbende een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven en dat belanghebbende niet te goeder trouw is, zijn onvoldoende onderbouwd.
7.2.5.Voor het geval dat belanghebbende ondernemer is voor de heffing van omzetbelasting heeft de Inspecteur geconcludeerd dat de naheffingsaanslag niet tot een te hoog bedrag is opgelegd gelet op de correcties die zijn aangebracht op de aangiften van Kantoor [X] en nageheven bij [Y] . De correcties betreffen onder meer omzetcorrecties.
Dienaangaande geldt dat de Inspecteur met gebruikmaking van de omkering en verzwaring van de bewijslast heeft gesteld dat de bruto-jaaromzet van het kantoor dient te worden bepaald op € 45.000. De hiermee gemoeide naheffing van omzetbelasting bedraagt (€ 6.572 + € 6.579 + € 6.796 =) € 19.947. Gelet op hetgeen met betrekking tot de administratie is opgenomen in het controlerapport (hiervoor geciteerd onder 3.9 en 3.10), hetgeen aannemelijk wordt geacht, is dit terecht. De berekening die de Inspecteur heeft gegeven in het controlerapport van voormeld bedrag van € 45.000 is alleszins redelijk, zodat sprake is van een redelijke schatting.
7.2.6De in geding zijnde naheffingsaanslag bedraagt € 7.309 en betreft aan belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting die zij ten onrechte in aftrek zou hebben gebracht omdat zij, in de visie van de Inspecteur geen ondernemer is voor de heffing van omzetbelasting. Aangezien geoordeeld is dat belanghebbende als ondernemer voor de heffing van omzetbelasting wordt aanmerkt, is de omzetbelasting in beginsel terecht in aftrek gebracht en is de naheffingsaanslag gelet op het hiervoor onder 7.2.5 overwogene niet tot een te hoog bedrag vastgesteld.
Geschilpunt c (schending van het verdedigingsbeginsel)