ECLI:NL:GHDHA:2016:4048
Gerechtshof Den Haag
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot herziening van belastingaanslagen en boetes na verwijzing door de Hoge Raad
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 december 2016 uitspraak gedaan over het verzoek tot herziening van eerdere uitspraken met betrekking tot belastingaanslagen en boetes opgelegd aan verzoeker voor de jaren 1990 tot en met 1999. Het verzoek tot herziening is ingediend naar aanleiding van uitspraken van het Hof van 11 januari 2013, die zijn gedaan na verwijzing door de Hoge Raad. De Hoge Raad had in zijn arresten van 25 november 2011 de eerdere uitspraken van het Gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.
Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de wijze van verkrijging en gebruik van informatie door de Belastingdienst niet relevant is voor de vraag of het aan opzet van verzoeker te wijten is dat te weinig belasting is geheven. Het Hof concludeert dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden, zelfs als deze eerder bekend waren geweest, niet tot andere uitspraken zouden hebben geleid. Het verzoek tot herziening is afgewezen, omdat de Hoge Raad in eerdere arresten al had geoordeeld over de hoogte van de navorderingsaanslagen en boetes, en het Hof niet bevoegd was om deze opnieuw te beoordelen.
De uitspraak benadrukt dat de Inspecteur moet aantonen dat verzoeker opzet heeft gehad bij het niet betalen van de verschuldigde belasting. Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur in dit geval aan zijn bewijsverplichtingen heeft voldaan. De kosten van de procedure zijn niet voor vergoeding in aanmerking gekomen, en het Hof heeft geen termen aanwezig geacht om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten.