ECLI:NL:GHDHA:2016:2796
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- W.P.C.M. Bruinsma
- R.M. Bouritius
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens te late indiening
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uren. De advocaat-generaal vorderde dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het hoger beroep, omdat de verdachte niet tijdig hoger beroep had ingesteld. De raadsvrouw van de verdachte stelde dat de appeltermijn pas begon te lopen op het moment dat zij op de hoogte was van het vonnis, omdat zij geen afschrift van de dagvaarding had ontvangen. Het hof oordeelde dat de appeltermijn begint te lopen vanaf de dag dat de dagvaarding aan de verdachte in persoon is betekend. Aangezien de dagvaarding op 28 januari 2015 aan de verdachte was betekend en het vonnis op 27 mei 2015 was gewezen, had de verdachte binnen veertien dagen na deze datum hoger beroep moeten instellen. De verdachte heeft echter pas op 8 december 2015 hoger beroep ingesteld, waardoor het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaarde in het hoger beroep. Het hof verwierp het verweer van de raadsvrouw en bevestigde de beslissing dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep.