ECLI:NL:HR:2010:BM3628
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep door het Hof zonder begrijpelijke motivering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage, maar het Hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. De reden hiervoor was dat de verdachte niet tijdig hoger beroep had ingesteld, aangezien hij volgens het Hof voorafgaand aan de terechtzitting op 28 juni 2006 al op de hoogte was van de datum van deze zitting. De verdachte had pas op 3 oktober 2006 hoger beroep ingesteld, wat na de wettelijke termijn van veertien dagen was. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.I.A. Schröder, stelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet begrijpelijk was zonder nadere motivering. De enkele omstandigheid dat de raadsman zich had gesteld in de zaak, zoals vermeld in een brief, was niet voldoende om aan te nemen dat de verdachte voorafgaand aan de zitting op de hoogte was van de datum. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.