ECLI:NL:HR:2009:BG4260

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12115
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep en de kennisgeving van de terechtzitting

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep. De Hoge Raad heeft op 6 januari 2009 uitspraak gedaan in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 maart 2007. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar het Hof verklaarde hem niet-ontvankelijk omdat het hoger beroep te laat was ingesteld. De raadsman van de verdachte, mr. V. Kortenbach, had in een brief van 29 augustus 2006 aangegeven dat de verdachte niet in staat was om een dagvaarding op te halen. De verdachte was niet verschenen op de terechtzitting in eerste aanleg en ook de raadsman was niet aanwezig. Het Hof oordeelde dat de raadsman op de hoogte was van de datum van de terechtzitting en dat de verdachte daarom binnen veertien dagen na de einduitspraak in eerste aanleg hoger beroep had moeten instellen. De Hoge Raad oordeelde echter dat het oordeel van het Hof niet begrijpelijk was, omdat er geen nadere motivering was gegeven voor de conclusie dat de verdachte tijdig op de hoogte was gesteld van de zitting. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.

Uitspraak

6 januari 2009
Strafkamer
07/12115
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 maart 2007, nummer 22/006661-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. V. Kortenbach, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Schipper heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof de verdachte ten onrechte, althans op onjuiste gronden, niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep.
2.2.1. Voor de beoordeling van het middel is het volgende van belang.
(i) Bij de stukken van het geding bevindt zich een brief van mr. V. Kortenbach, advocaat te 's-Gravenhage, gedateerd
29 augustus 2006 en gericht aan de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage en aldaar ingekomen op 20 september 2006, inhoudende:
"Betreft: [Verdachte]/OM
Geachte heer/mevrouw,
Cliënt [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] heeft zich tot mij gewend in verband met de ontvangst van een bericht van aankomst van een dagvaarding in bovenvermelde zaak. Cliënt was niet in de mogelijkheid om het bericht binnen de gestelde termijn af te halen.
Ik laat u weten dat ik mij hierbij als advocaat van cliënt stel en ik verzoek u om spoedige toezending van het strafprocesdossier."
(ii) Het proces-verbaal van de terechtzitting van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 28 september 2006 houdt onder meer in:
"De verdachte is ter terechtzitting niet verschenen en ook de gemachtigde mr. V. Kortenbach is niet verschenen. De kantonrechter verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte."
2.2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
"De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Mijn raadsman mr. Kortenbach komt niet. Ik heb tegen hem gezegd dat ik wel alleen zou gaan. Ik was niet aanwezig ter terechtzitting in eerste aanleg; ik had geen stukken ontvangen.
Toen ik bericht kreeg dat ik mijn rijbewijs moest inleveren ben ik naar mijn raadsman gegaan en heeft hij hoger beroep ingesteld. Ik weet niet of mijn raadsman wel wist van de zitting in eerste aanleg. Hij was uitdrukkelijk gemachtigd."
2.3. Het Hof heeft omtrent de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep het volgende overwogen en beslist:
"Uit de brief d.d. 29 augustus 2006 van de raadsman van de verdachte, mr. V. Kortenbach, blijkt dat de - volgens mededeling van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep - door de verdachte bepaaldelijk gevolmachtigde raadsman tevoren bekend was met de dag van de terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte had derhalve volgens de wet hoger beroep dienen in te stellen binnen veertien dagen na de op 28 september 2006 in eerste aanleg gegeven einduitspraak.
Nu het hoger beroep eerst na het verstrijken van die termijn is ingesteld op 21 november 2006 dient de verdachte daarin niet-ontvankelijk te worden verklaard."
2.4. Gelet op de inhoud van de brief van de raadsman, is het kennelijke oordeel van het Hof dat zich in de onderhavige zaak een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting de verdachte tevoren bekend was als bedoeld in art. 408, eerste lid aanhef en onder c, Sv zodat het hoger beroep binnen veertien dagen na de einduitspraak had moeten worden ingesteld, zonder nadere motivering, welke ontbreekt, niet begrijpelijk.
2.5. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 6 januari 2009.