Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
geïntimeerde in het incidenteel appel,
1.Het geding
Daarna hebben partijen hun zaak op 9 september 2016 doen bepleiten, [X] door mr. Bijloo, advocaat te 's-Gravenhage, en Shell door mr. Sagel, voornoemd. Mr. Bijloo heeft pleitnotities gehanteerd, die hij heeft overgelegd. Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.
2.De feiten
“2. Shell and Mr [X] agree that the decision of the Court of first instance in Rotterdam contains a mistake in the sense of section 31 Rv., that the Court intended to award Mr [X] a compensation of EUR 124.800,- gross and that therefore Shell will pay out that amount of EUR 124.800,- gross as the termination compensation that Mr [X] is entitled to. (...)
5. Mr [X] shall receive a correct final payment, which will include his salary, as well as pro rata holiday allowance over the period up to 1 April 2010. Any unused holidays and leave accrued until that date will also be paid out. (...)
12. Leaving aside only the rights and entitlements that specifically and unambiguously arise out of section 1 to 11 above, Mr [X] grants Shell, its officers and employees, as well as all affiliates of Shell, as well as their officers and employees, full and final discharge regarding all his claims and entitlements arising out of (the termination of) (i) his employment relationship with Shell and/or (ii) any other (preceding) employment relationship with any affiliate of Shell. Mr [X] shall, upon the acceptance of this proposal, only be able to exercise the rights and obligations specifically and unambiguously laid down in this agreement.(…)”
Het hof zal voornoemd bedrag van € 124.800,-- bruto hierna ook ‘de ontslagvergoeding’ noemen.
“(Gaarne) verneem ik van u dat partijen elkaar op basis van het voorstel als vervat in mijn brief aan u d.d. 27 april 2010, als aangevuld met de concessies als vervat in mijn brief aan u d.d. 18 mei 2010 (de concessies terzake van de brief aan de Aviation Authorities in Bermuda) en in mijn voornoemde email van gisteren, hebben weten te vinden. Zodra ik dat groene licht van uw zijde binnen heb, zal ik u een uitgewerkte beëindigingsregeling toesturen, kunnen de afspraken afgewikkeld worden en partijen hun blik op de toekomst richten.”
“Ik geloof niet dat de fiscalisten van Shell met droge ogen durven te stellen dat zij de op mijn declaratie te noemen BTW niet zullen verleggen/verrekenen. Hoe het ook zij (met nog altijd de hoop dat de fiscalisten van Shell tot inkeer zullen komen), de heer [X] aanvaardt het een en ander. Ik zie graag het concept van de allesomvattende vaststellingsovereenkomst tegemoet. Ik zal daarop voortvarend (doch in het weekeinde, dat vandaag voor mij reeds om 12.00 uur begint, niet meteen) reageren. Voor alle duidelijkheid: er zal slechts volledige overeenstemming zijn indien over “elke komma” overeenstemming zal bestaan. Zou Shell nu ook meteen de - pro forma - eindafrekening (zonder daarin de advocaatkosten te betrekken; ik zal die nog berekenen) willen opstellen en aan de heer [X] en mij willen toezenden. Het zou fijn zijn als de diverse onderdelen van de eindafrekening over een weer duidelijk zouden zijn (en indien eventuele onduidelijkheden in overleg kunnen worden weggenomen).”
“Further to our correspondence of last Friday, in which Shell International B.V. – Shell – and Mr [X] reached agreement on a final settlement, please find out the terms of that settlement below.
(…)
5. Mr [X] shall receive a correct final payment, which will include his salary, as well as pro rata holiday allowance over the period up to 1 April 2010. Any unused holidays and leave accrued until that date will also be paid out.
13. Leaving aside only the rights and entitlements that specifically and unambiguously arise out of section 1 to 12 above, Mr [X] grants Shell, its officers and employees, as well as all affiliates of Shell as well as their officers and employees, full and final discharge regarding all his claims and entitlements arising out of (the termination of) (i) his employment with Shell and/or (ii) any other (preceding) employment relationship with any affiliate of Shell. Mr [X] shall, upon the acceptance of this proposal only be able to exercise the rights and obligations specifically and unambiguously laid down in this agreement.
Please confirm to me in writing that the above correctly reflects the agreement reached by the parties. Once I have received such confirmation, the agreement will be executed expeditiously.”
“Vóórdat enige handtekening wordt gezet wil de heer [X] weten welke (bruto) bedragen Shell in de - pro forma – eindafrekening opneemt. De heer [X] kan dat dan nagaan en daarover opmerkingen maken. Anders gezegd: ook over de diverse bruto bedragen die in de eindrekening staan moet eerst nog overeenstemming worden bereikt.(…)”
“Amice,
In aansluiting op ons telefoongesprek én mijn email van zojuist, vermeld ik nog eens waarom van algehele overeenstemming geen sprake is. (...)
5. Over het bedrag van de eindafrekening moet volledige overeenstemming bestaan.
Daarover moet niet achteraf nog worden gesteggeld.
Het bedrag van de eindafrekening is volgens de heer [X] € 78.878,19 bruto (en niet 68.675,27 bruto,). Eerst op 4 juni 2010 zond u mij een begin van de eindafrekening toe. Op 7 juni 2010 zond u mij “de” eindafrekening toe.”
“Ik ga niet in op “wel of geen” overeenstemming. Namens de heer [X] worden alle rechten voorbehouden.
De heer [X] stemt in met de punten 1, 2, 3, 4, 5 (toelichting: de heer [X] is akkoord met de eindafrekening van € 78.150,06 bruto), 6 (toelichting: bij de heer [X] bestaat geen vraag meer over de BTW,), 8 (toelichting: “laat maar,,), 9, 11 en 12 van uw brief d.d. 27 mei 2010.
Dan resteren nog
- (...)
- punt 13 (de finale kwijting over en weer; nu Shell geen finale kwijting wil verlenen, wil de heer [X] weten waarop Shell hem nog zou willen aanspreken). (…)”
“Ad punt 7 - Voor zover Shell thans bekend, heeft de heer [X] inderdaad alle bedrijfseigendommen ingeleverd.
(…)
Ad punt 13 – Ik merk op dat Shell thans geen feiten en omstandigheden bekend zijn op basis waarvan zij de heer [X] zou willen aanspreken, al is daar – dat zeg ik er meteen bij – ook geen onderzoek naar gedaan. Overigens zijn de mogelijkheden om de heer [X] aan te spreken beperkt door het bepaalde in art. 7:661 BW. Wellicht zal kennisname van die wettelijke bepaling meebrengen dat uw cliënt iets minder moeite heeft met het feit dat hij zich, via u, aan eenzijdige finale kwijting heeft gebonden.”
“Het enige punt dat thans nog rest, is het doorhalen van de appelprocedure bij het Haagse hof. Cliënte stelt er prijs op dat, alvorens daartoe wordt overgegaan, van de zijde van de heer [X] wordt bevestigd dat er inderdaad overeenstemming is bereikt op basis van het voorstel vervat in mijn e-mail van 21 mei jl. (10.57 uur in de ochtend), dat door u namens de heer [X] dezelfde dag (om 11.34 uur in de ochtend) bij e-mail is aanvaard.”
Daarop reageerde mr. Douma per e-mail van 6 september 2010:
“Ik heb uw e-mail d.d. 1 september 2010 met de heer [X] besproken.
Wilt u het Gerechtshof ’s-Gravenhagedat partijen overeenstemming hebben bereikt(…).”
De heer [X] en ik zien geen relevantie in de vermelding van de email(s) van 21 mei 2010 in de bovengenoemde (rol)berichten aan het gerechtshof. (…) Indien u het gerechtshof – toch – zou willen berichten dat de basis van de overeenstemming is (zijn) de emails van 21 mei 2010, dan staat u dat vrij doch onder de voorwaarde dat u dan tevens vermeldt dat de uiteindelijke overeenstemming meer omvat dan in die email(s) staat, te weten hetgeen is overeengekomen/vastgelegd in de emails van 15 en 16 juni 2010, doch ook in de emails van 24, 29, 30 juni 2010, 8, 12, 16 en 19 juli 2010. (…)”
De vordering in het geding in eerste instantie en het oordeel van de kantonrechter
- een bedrag van € 139.590,94, ter zake van de onjuiste eindafrekening, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2013; een bedrag van € 43.682,72, ter zake van de te laat betaalde eindafrekening aangaande de wettelijke verhoging en de wettelijke rente (welke tot 1 juli 2013 al in dit bedrag is
De kantonrechter heeft Shell veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de ontslagvergoeding van € 124.800,--, en wel vanaf de datum waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, 15 april 2010; op die datum was ook de ontslagvergoeding opeisbaar.
Verder heeft de kantonrechter Shell veroordeeld de wettelijke rente te voldoen over het bedrag van de eindafrekening (€ 78.150,06) vanaf 3 mei 2010, de datum van de eerst mogelijke dag van uitbetaling.
Verder is Shell veroordeeld een bedrag van € 535,50 wegens buitengerechtelijke kosten te voldoen, en is zij veroordeeld in de proceskosten.
4.Beoordeling in hoger beroep
Correct final payment
In zijn e-mail van 15 juni 2010 liet mr. Douma expliciet in het midden of toen reeds overeenstemming was bereikt en behield hij namens [X] alle rechten voor. In die e-mail schrijft mr. Douma dat [X] op twee punten (nog) niet akkoord was: de (al of niet ingeleverde ) bedrijfseigendommen (punt 7) en de finale kwijting die niet alleen ten gunste van Shell maar over een weer zou moeten gelden (punt 13). In deze e-mail vroeg mr. Douma verder “per omgaande” de ontbindingsvergoeding van € 124.800,-- over te maken en van de eindafrekening (totaal € 78.150,06) een deel, namelijk € 45.000,-- bruto, te voldoen.
Mr. Sagel schreef daarop, in zijn e-mail van 16 juni 2010, ten aanzien van punt 7 dat [X] “voor zover Shell bekend” alle eigendommen heeft ingeleverd. Aan de finale kwijtingsclausule, punt 10, wilde Shell, zo blijkt uit de reactie van mr. Sagel, niet tornen. Wel schreef hij dat de mogelijkheden voor Shell om [X] aan te spreken beperkt zouden zijn; daarbij wees hij op artikel 7:661 BW. Mr. Sagel schreef te denken dat [X] met deze wetenschap (ten aanzien van artikel 7:661 BW) wel minder moeite zou hebben met de eenzijdige kwijting.
Nu na de als geruststellend bedoelde inhoud van de e-mail van mr. Sagel van de zijde van [X] kennelijk niet meer terug is gekomen op de kwestie van de finale kwijting, mocht Shell er op vertrouwen dat ook over dat beding overeenstemming was bereikt.
Of de overeenstemming al ultimo mei 2010 is bereikt, zoals Shell stelt, kan het hof in het midden laten.
- de wettelijke rente over de ontslagvergoeding,
- de wettelijke verhoging over het bedrag van de eindafrekening,
- de buitengerechtelijke kosten en
- de proceskosten.
Wettelijke rente over de ontslagvergoeding
De kantonrechter heeft Shell dan ook ten onrechte veroordeeld tot betaling van een rentevergoeding van € 1.302,71 nu van enig verzuim bij Shell geen sprake is geweest. De grief in het incidenteel appel die Shell hiertegen heeft gericht slaagt.
Wettelijke verhoging over het bedrag van de eindafrekening
Gezien de inhoud van de correspondentie tussen de beide advocaten is naar het oordeel van het hof de discussie over deze twee punten op 15 juni 2010 beëindigd en stond dus vast dat Shell € 78.150,06 bruto verschuldigd was en zij daarvan het bedrag van de declaratie van mr. Douma (waarvan de omvang toen nog niet vast stond) aan mr. Douma zou dienen uit te betalen. Op voornoemde datum heeft mr. Douma verzocht “per omgaande” over te gaan tot betaling van een voorschot van € 45.000,-- bruto, om het restant te voldoen op 25 juli 2010, namelijk na ontvangst (en aftrek) van de declaratie van mr. Douma. Het hof begrijpt dat Shell op 27 juli 2010 aan [X] heeft betaald, onder aftrek van het bedrag van de declaratie van mr. Douma.
De buitengerechtelijke kosten
Hiervoor is gebleken dat Shell (slechts) een vergoeding van wettelijke rente over de periode van 22 juni 2010 tot 27 juli 2010 verschuldigd was over een bedrag van € 45.000,--, te weten een bedrag van € 355,07. De vordering wegens buitengerechtelijke kosten van [X] beloopt € 2.607,74. Deze vordering doorstaat de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:95 BW slechts tot een bedrag van € 89,25,--. De grief van Shell tegen de toewijzing van de vordering van [X] treft aldus (deels) doel.
Proceskosten
Shell stelt dat [X] niets te vorderen had, zodat hij als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in eerste instantie veroordeeld had moeten worden.
Slotsom
Shell heeft gevorderd [X] te veroordelen het reeds door haar betaalde terug te betalen. Het is duidelijk dat [X] een deel van het door hem van Shell ontvangen bedrag terug moet betalen. Het hof zal daarom een daartoe strekkende veroordeling in het dictum opnemen.
wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De veroordelingen zullen, als verzocht, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
5.Beslissing
- veroordeelt Shell tot betaling aan [X] van de wettelijke rente over een bedrag van € 45.000,-- over de periode van 22 juni 2010 tot 27 juli 2010, groot € 355,07;
- veroordeelt Shell tot betaling aan [X] van € 89,25 wegens buitengerechtelijke kosten;
- compenseert de proceskosten van het geding in eerste instantie;
- veroordeelt [X] tot terugbetaling aan Shell van hetgeen hem onverschuldigd is betaald op grond van het vonnis van de kantonrechter en wel binnen acht dagen na betekening van dit arrest;
- veroordeelt [X] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Shell begroot op € 1.937,-- wegens verschotten en op € 7.896,-- (3 punten x tarief IV, € 2.632,-- per punt) wegens salaris advocaat;
- verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.