ECLI:NL:GHDHA:2016:2228

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2016
Publicatiedatum
21 juli 2016
Zaaknummer
200.169.551/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hervatting van de procedure na niet-nakomen van een minnelijke regeling in civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, is op 2 augustus 2016 een arrest gewezen inzake de hervatting van een procedure na het niet nakomen van een minnelijke regeling. De zaak betreft een geschil tussen de appellant, vertegenwoordigd door mr. A.C. van 't Hek, en de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M.G.T. Uphus. Na een pleidooi op 11 januari 2016 hebben partijen een minnelijke regeling getroffen, waarbij de appellant zich verplichtte om voor 22 februari 2016 een bedrag van € 5.000 te betalen aan de geïntimeerde. De appellant heeft echter erkend dat hij dit bedrag niet heeft voldaan, wat heeft geleid tot de wens van beide partijen om de procedure voort te zetten.

Het hof heeft vastgesteld dat de doorhaling van de zaak op de rol een administratieve handeling is zonder rechtsgevolgen, en dat partijen in beginsel vrij zijn om de zaak opnieuw op de rol te brengen. Aangezien beide partijen zich niet langer gebonden achten aan de vaststellingsovereenkomst, heeft het hof het verzoek tot hervatting van de procedure toegewezen. Het hof heeft ook opgemerkt dat de raadsheren die het pleidooi hebben gehoord, niet meer werkzaam zijn bij het hof, en dat de zaak zal worden behandeld door andere raadsheren. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om aan te geven of zij opnieuw een mondelinge behandeling wensen.

De zaak is verwezen naar de rol van 16 augustus 2016 voor akte uitlaten van beide partijen over de wens tot een nieuwe pleidooizitting. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot dat moment.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.169.551/02
Zaaknummer rechtbank : C/10/400508 / HA ZA 12-377

arrest van 2 augustus 2016

inzake

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. A.C. van 't Hek te Den Haag,
tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. M.G.T. Uphus te Oud-Beijerland.

Het verdere verloop van het geding

Na gehouden pleidooi op 11 januari 2016 hebben partijen ter beëindiging van hun geschil een minnelijke regeling gesloten, die is vastgelegd in het proces-verbaal van de pleidooizitting. De zaak is vervolgens (ambtshalve) op de rolzitting van 19 januari 2016 doorgehaald.
[geïntimeerde] heeft op de rol van 29 maart 2016 hervatting van de procedure en arrest gevraagd. De griffier heeft vervolgens de advocaat van [appellant] op 30 maart 2016 telefonisch om een reactie gevraagd. Namens [appellant] is in dat gesprek meegedeeld dat hij akkoord was met het wijzen van arrest waarbij werd verzocht eerst nog een akte te mogen nemen. [appellant] heeft vervolgens een akte genomen, waarna [geïntimeerde] nog een antwoordakte heeft genomen. Ten slotte is arrest gevraagd.

De beoordeling

1. De tussen partijen tot stand gekomen minnelijke regeling hield onder meer in dat [appellant] vóór 22 februari 2016 een bedrag van € 5.000 zou betalen aan [geïntimeerde] . Het hof begrijpt uit de akte van [appellant] dat hij erkent dat hij dit bedrag niet heeft voldaan en aldus tekort is geschoten in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Partijen wensen om die reden voortzetting van de procedure.
2. Doorhaling op de rol is een administratieve handeling en heeft als zodanig geen rechtsgevolgen (artikel 246 lid 2 Rv). Het staat partijen in beginsel vrij om na doorhaling de zaak opnieuw op de rol te brengen ter voortzetting van het geding, tenzij sprake is van beëindiging van het geschil door middel van een minnelijke regeling. Het hof begrijpt dat beide partijen zich thans niet langer gebonden achten aan de op 11 januari 2016 gesloten vaststellingsovereenkomst. [geïntimeerde] heeft immers om hervatting verzocht en [appellant] is daarmee akkoord gegaan. In zijn akte heeft [appellant] het hof verzocht de zaak opnieuw te beoordelen en geen rekening te houden met het “schikkingsvoorstel”. [geïntimeerde] heeft in zijn antwoordakte opgemerkt dat partijen waren overeengekomen dat in het geval de vaststellingsovereenkomst niet zou worden nagekomen, de procedure zou kunnen worden voortgezet. Aldus is kennelijk sprake van ontbinding van die overeenkomst met wederzijds goedvinden. Van een minnelijke regeling is derhalve geen sprake meer zodat het verzoek tot hervatting zal worden toegewezen.
3. Voordat het hof toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak, moet eerst het volgende worden opgemerkt. Het pleidooi in deze zaak heeft plaatsgevonden op 11 januari 2016 ten overstaan van de raadsheren mr. M.P.J. Ruijpers, mr. A.V. van den Berg en mr. M.E. Kokke. Mr. Van den Berg en mr. Kokke zijn thans niet meer werkzaam bij het hof zodat arrest zal worden gewezen door andere raadsheren, te weten door de raadsheren die dit tussenarrest wijzen. Ingevolge de arresten van de Hoge Raad van 31 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3076) en 15 april 2016 (ECLI:NL:HR:2016:662) zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de vraag of zij in deze situatie opnieuw een mondelinge behandeling wensen ten overstaan van de raadsheren die arrest zullen wijzen.
4. De zaak zal derhalve worden verwezen naar de rol van 16 augustus 2016 opdat partijen bij akte kunnen meedelen of zij opnieuw pleidooi wensen. Indien partijen niet opnieuw pleidooi wensen, zal de zaak naar de rol worden verwezen voor arrest.
5. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

Beslissing

Het hof:
- verwijst de zaak naar de rol van 16 augustus 2016 voor akte uitlaten beide partijen omtrent hetgeen is overwogen onder 3;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E.H.M. Pinckaers, T.G. Lautenbach en M.P.J. Ruijpers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 augustus 2016 in aanwezigheid van de griffier.