ECLI:NL:GHDHA:2016:2006
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen heffing griffierecht in civiele procedure met betrekking tot schadebegroting
In deze zaak heeft de rechtspersoon Venn Partners LLP (hierna: Venn) verzet aangetekend tegen de beslissing van de griffier van het Gerechtshof Den Haag tot heffing van griffierecht ten bedrage van € 5.160,-. Dit verzet is ingediend op 9 september 2015, naar aanleiding van een hoger beroep dat Principal Financial Company B.V. (hierna: PFC) had ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. PFC vorderde in hoger beroep onder andere een verklaring voor recht dat Venn aansprakelijk is voor schade die PFC heeft geleden, en een begroting van deze schade op een bedrag van € 22.000.000,-. Venn betwistte de hoogte van het griffierecht en stelde dat de vordering van PFC van onbepaalde waarde was, waardoor een lager griffierecht van € 711,- verschuldigd zou zijn.
De zaak is behandeld op de zitting van 1 december 2015, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft overwogen dat de vordering van PFC, ondanks dat deze een begroting van schade betreft, niet kan worden aangemerkt als een vordering van onbepaalde waarde. Het hof heeft daarbij verwezen naar de wetsgeschiedenis en jurisprudentie, die aangeven dat het griffierecht gerelateerd moet worden aan het financiële belang van de zaak. Aangezien PFC een schadevergoeding vorderde die duidelijk was gedefinieerd, was het hof van mening dat het griffierecht correct was vastgesteld door de griffier.
Uiteindelijk heeft het hof het verzet van Venn ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van de griffier tot heffing van het griffierecht is bevestigd. De beschikking is gegeven op 12 juli 2016 en uitgesproken ter openbare terechtzitting.